Het Belang van Limburg

“Als speler was ik een smeerlap”

Johan Boskamp 70

- Bob FAESEN

Geen slingers of ballonnen te bekennen ten huize Johan Boskamp. Onze huisanalis­t viert zondag nochtans zijn 70ste verjaardag. “Ga weg, joh. Die verjaardag kan me gestolen worden. Ha, je hebt wel een cadeautje bij? Klasse jongen!”, schatert Bossie. Taart aansnijden, koffietje erbij en lekker ouwehoeren over voetbal en zoveel meer. Typisch Bossie.

Of hij nooit benaderd is om een match te fixen? “Nee. Alhoewel. Toen ik coach was van Al-Wasl heeft een sjeik van een andere club mij eens een duur horloge aangeboden om te winnen van een ploeg. Nu mag dat niet meer, geloof ik. We wonnen, dus ik heb dat ding gekregen. Een Breitling ofzoiets? Ik heb dat klokje weggegeven, hoor. Kwam ik er later godverdomm­e achter dat het ontzettend duur was”, buldert onze huisanalis­t.

Het Propere Handen-schandaal overheerst­e het sportieve de voorbije week?

“Heel slecht voor het voetbal. Steeds opnieuw gebeurt het bij ons in België: Bellemans, Bosman, die Chinees en nu dit. Een slechte zaak.”

Anderlecht-Nottingham en Standard-Waterschei heb jij nog heel bewust meegemaakt.

“Ik ben zelf ook gestraft geweest. Ik weet nog goed dat ik door die gasten van het parket werd afgesnauwd alsof ik zeven moorden had gepleegd. Men vergeet dat heel veel mensen de dupe zijn geworden van dat gedoe rond Standard. Een heleboel jongens hebben daardoor toch hun huissie moeten inleveren. Natuurlijk, ze moeten nu nog alles bewijzen, maar ze zullen die gasten toch niet voor niets in de gevangenis houden. Er zal dus wel iets van waar zijn. Al is zwart geld nog iets anders dan omkoping. Je mag het eigenlijk niet zeggen: maar als het over zwart geld gaat, kun je net zo goed heel België opsluiten.”

Je bent geen verzamelaa­r van voetbalmem­orabilia, zei je net. Het enige hier in je woonkamer wat doet vermoeden dat je iets met voetbal te maken hebt, is een foto van de Kuip.

“Altijd vragen mensen meteen waar mijn Gouden Schoen staat. ‘Bij mijn kleinzoon’, zeg ik dan. Wat interessee­rt mij die schoen nou? Mijn moeder hield plakboeken vol krantenart­ikelen bij. Heb ik ook niet bewaard. Wat moet je er allemaal mee? Een ding heb ik wel bijgehoude­n. Toen ik in de woestijn werkte heb ik van nog een andere sjeik een klein bootje gekregen voor mijn verjaardag. Gemaakt van bladgoud. Ik dacht dat het nog weleens geld waard zou kunnen worden. Het staat hier nu ergens op zolder.”

Geert Vermeir schreef naar aanleiding van je 70ste verjaardag een boek over je, maar dat heb je zelf niet gelezen?

“Ik ga toch niet over mezelf lezen! Nee, Geert vroeg of hij dat boek over mij mocht maken. Ik vond het allemaal prima, als hij mij er maar niet mee lastig viel. Het zijn blijkbaar andere mensen die iets over mij zeggen. Niet moeilijk dus: of ze vinden me een hele toffe of ze vinden me een lul. Een tussenweg heb ik nooit gehad.”

Je bent ook vaak kritisch, Johan.

“Het is simpel: als iemand slecht speelt, speelt ie slecht. Dan moet je niet gaan zeggen dat hij goed was. Ik snap dat sommige spelers het niet leuk vinden om kritiek te krijgen, maar het is vaak zo dat je de week erop diezelfde speler weer de hemel in moet prijzen.”

Toch kom jij er altijd mee weg. Ze lijken het makkelijke­r te aanvaarden van jou?

“Ik heb nooit negatieve reacties van iemand gehad, neen. Het is ook de manier waarop je iets zegt. Ik doe het met een kwinkslag.”

Wat is het leukste: speler, trainer of analist zijn?

“Spelen blijft het mooiste wat er is. Je hebt geen verantwoor­delijkheid. Als het slecht gaat krijg je een beetje gezeik, terwijl die trainer de hele strontkar over zijn kop krijgt.”

Zelf heb ik je nooit zien voetballen. Wat voor speler was je?

“Een smeerlap. Ik wou wel voetballen, maar het belangrijk­ste was winnen. Als het moest deelde ik een schoppie uit. Samen met de Lon (Odilon Polleunis, nvdr.) wisten we precies hoe we het moesten aanpakken. Soms werden we helemaal weggespeel­d. Nou, dan pakten we die gozer gewoon aan. Niet alleen fysiek maar ook verbaal. Zo’n mannetje was ik.”

Het verschil tussen Nederland en België was in het begin moeilijk voor je.

“Ik kwam van Feyenoord. Als je als een drol speelde werd dat keihard tegen je gezegd. Dus begon ik hier als eigenwijze Hollander gewoon tegen iedereen te schelden. Vond ik heel normaal. Enkel Polleunis had dezelfde humor (lacht). Die eerste zes maanden reed ik na elke wedstrijd terug naar Holland. We speelden met RWDM toch altijd op zaterdag en moesten pas dinsdag weer op de club zijn. Kon ik lekker naar Feyenoord gaan kijken. Dat was op den duur niet meer vol te houden. Op een bepaald moment kreeg ik hier een nieuw contract, is dit huisje neergezet door Jean-Baptiste L’Ecluse (voormalige sterke man bij RWDM, nvdr.) en kreeg ik wat appartemen­tjes in de stad. Dan ben ik maar gebleven.”

Nooit eraan gedacht terug naar Nederland te verhuizen?

“Als ik geen kleinkinde­ren had gehad en Jen er nog was, waren we teruggegaa­n. Het is anders gelopen. Jenny, de grote liefde van mijn leven, is overleden aan die kloteziekt­e die kanker heet. Ik heb iets beloofd en als je dat doet, moet je je eraan houden. Ondertusse­n hebben ze me hier als allochtoon geacceptee­rd.”

Je bent nu samen met Lydia.

“Al twaalf jaar. Een topwijffie. Ze woonde achter mij en haar zoontje schoot altijd de bal over de haag. Zo is dat ontstaan.”

Kijkt ze mee naar het voetbal?

“Ze heeft er een bloedhekel aan! Eén keer is ze meegegaan: Arsenal-Manchester United. Ging ze in de tribune zitten en pakte ze er doodleuk een boek bij. Sindsdien heb ik haar nooit meer meegenomen, hoe graag ik haar ook zie.”

Jullie hebben dus andere interesses?

Zij wil graag naar musea, steentjes ontdekken. Ik ben drie keer mee geweest, maar de derde keer ben ik lekker in de kantine blijven zitten. Dat slenteren, daar word je doodmoe van! We zijn nu net terug van Tsjechië, waar we belangrijk­e WOII-steden bezocht hebben. Dat doet zij dan weer voor mij.”

Die oorlog is je andere grote passie.

“Altijd geweest. Op mijn vijfde kreeg ik het boek ‘Hollandse jongens in Duitse tijden’. Daarmee is het begonnen. Ik werd grootgebra­cht met die tweede wereldoorl­og. Als ik mijn bordje niet leeg at, kreeg ik zo’n klap voor mijn muil dat ik gelijk wakker schoot. ‘Eet je bord leeg, mensen hadden niks te eten in de oorlog’, zeiden mijn ouders dan. Met kinderen van NSB’ers mocht ik ook niet omgaan. Dat is sindsdien allemaal een beetje gesleten , maar toch…”

Je hebt het nu nog steeds niet voor Duitsers?

“Ik heb geen hekel aan ze, maar ik mag ze ook niet. Onlangs speelde Nederland tegen Duitsland. Ik zat in Tsjechië en werd geconfront­eerd met al die ellende uit de oorlog. Nou, dan ben je weer even geen fan. Tijdens die wedstrijd zat ik als een achterlijk­e te schelden op die tv. Was ik toch blij dat we met 3-0 wonnen.”

Waren je ouders voetballie­fhebbers?

“Het interessee­rde hen geen reet. Mijn broer ook niet trouwens. Ik kom uit een familie die actief was in de groothande­l in groenten en fruit. Nu heb je supermarkt­en, destijds had je op elke hoek van de straat een groenteboe­r en een melkboer. Dan ging ik mee groenten en fruit uitladen voor een paar centen en kon ik weer naar de bioscoop. Mijn ouders hebben ontzettend hard gewerkt. Als je dat vergelijkt met mij. Ik heb nooit een dag hoeven werken in mijn leven.”

Verdiende je genoeg in je spelerscar­rière om hen financieel bij te staan?

“Daar waren ze veel te trots voor. Via via lukte het wel om wat geld door te sluizen. En pas nadat mijn moeder was gestorven, heb ik mijn vader naar hier gekregen.” “Ik voetbalde bij HOV, een klein cluppie in de buurt. Op mijn vijftiende speelde ik met de eerste ploeg mee. Toen ik 14 was, kon ik al naar Feyenoord, maar eigenwijs als ik was, wilde ik bij mijn vriendjes blijven spelen. Daarna is het er toch van gekomen. Feyenoord was toen allang mijn club. Als kleine jongen ging ik er met mijn vader heen.”

Lydia heeft een bloedhekel aan voetbal. Eén keer is ze meegegaan: ArsenalMan­chester United. Ging ze zitten in de tribune en pakte ze er doodleuk een boek bij Een sjeik heeft me ooit een duur horloge - een Breitling of zo - gegeven omdat we wonnen van een andere ploeg. Ik heb die weggegeven, wist ik veel dat het een peperduur horloge was Nog een passie én een grote liefde in je leven: Feyenoord. Hoe kwam je daar terecht?

Had je nooit voor aartsrivaa­l Ajax kunnen spelen?

“Jawel.”

Vertel.

“Ik ben er medisch afgekeurd. Ooit werd ik bij RWDM aan mijn meniscus geopereerd. Er zat daardoor blijkbaar speling op mijn knie. Toen Johan Cruijff terugkeerd­e naar Ajax wilde hij mij er graag bij hebben om zijn vuile werk op te knappen. Ik werd in Maastricht gekeurd bij dokter Greep. Die gaf me nog maar een jaar en dus wilden die Amsterdamm­ers het gevraagde bedrag niet op tafel leggen. Dan ben ik

Als mensen op bezoek komen, vragen ze naar mijn Gouden Schoen. Dan zeg ik: “Die staat bij mijn kleinzoon”. Wat interessee­rt die schoen mij nou?

met hangende pootjes terug naar hier gekomen (lacht). Anders zat ik bij Ajax.”

En dat als rasechte Rotterdamm­er!

“Je kunt het je nu niet voorstelle­n. Het zou pure revanche op Feyenoord en hun ex-trainer Wiel Coerver geweest zijn. Die man zag het niet in mij . Ik moest weg van hem. Daarom kan ik er met mijn verstand niet bij dat spelers niet juichen wanneer ze tegen hun exclub spelen. Je excuseren voor een goal, daar krijg ik echt schijterij van. Met RWDM heb ik een paar keer tegen Feyenoord gespeeld. Nooit heb ik harder gerend!”

Het grappige is dat Cruijff later zelf uit revanche naar Feyenoord trok.

“Had hij eindelijk voor een grote club gespeeld (grijnst).”

Kunnen je kleinzonen een beetje voetballen?

“Ja, Milan kan goed Ik wou hem bij Feyenoord plaatsen,

ballen. maar hij wil lekker bij zijn vriendjes in Deinze blijven. Een beetje zoals ik destijds. Mijn kleinkinde­ren zijn echte Belgjes allemaal.”

Wat vond je van de Derby der Lage Landen?

“Waardeloos! In de rust had ik al zin om naar huis te gaan. En eerlijk is eerlijk: als Martinez er Lukaku, Driesje Mertens en Hazard niet had afgehaald, hadden de Duivels gewonnen.”

Het niveau in de competitie is er niet beter op geworden.

“België was 40 jaar terug echt luilekkerl­and voor de voetballer. Dat is niet slecht bedoeld. Maar je verdiende hier veel geld, ook onder tafel. Toen gaf de bakker een beetje, de apotheker nog wat, enzovoort. Kijk naar wie hier allemaal kwam spelen: Rensenbrin­k, Lato, Lubanski… dat waren topvoetbal­lers hé.”

Kun jij een elftal maken met de beste voetballer­s waarmee je gespeeld hebt?

“Wel 40! De enige die er altijd in zal staan is Coen Moulijn. Feyenoord-legende.”

De beste 11 die je getraind hebt?

“Ik heb veel goede spelers getraind. Van Vossen, Nilis, Bosman, Versavel, Boffin, … al die gasten kan je vernoemen.”

Heb je ooit aan jezelf getwijfeld als trainer?

“Bij Stoke dacht ik wel even dat ik er geen reet meer van snapte. Ik moest opeens heel anders gaan denken. Neem nu een trainingsk­amp. Ik dacht dat dat overal het- zelfde was. Wij met Stoke naar Duitsland, twee keer per dag trainen. Klopten een paar spelers ’s avonds op de deur:

‘Wij zijn niet gewend om op strafkamp te zitten.’

Die gasten hadden gewoon hun golfstokke­n bij! In de voormiddag trainen en in de namiddag golfen, was daar de traditie. Geen probleem, dan deden wij het ook zo. Het was hun cultuur en je moet je aanpassen.”

Twee jaar geleden kreeg je nog een aanbieding uit Koeweit. Waarom ging je er niet op in?

“Kon ik niet meer opbrengen. Ik ben met Lydia wel naar ginds geweest en zelfs ontvangen door een cameraploe­g en een heel ontvangstc­omité dat ons bloemen en dat soort spul gaf. Ik zou normaal een dag later tekenen, een club en de nationale ploeg, maar dacht plots: ik ben hier weg. Lydia heeft er nog altijd de ziekte in want ik kon aardig wat geld verdienen. Ach, zulke dingen gebeuren. Ik bepaal voor mezelf wel wat goed of slecht is.”

Ben je het voetbal ooit beu?

“Niet vaak. Alleen na het WK had ik zo’n momentje. Meteen erna vertrok ik met de kleinkinde­ren naar Amerika. Zaten we in Miami in hetzelfde hotel als Manchester United en Ronaldinho! Geweldig voor mijn jongens, maar eenmaal terug liep ik als een lekke band volledig leeg. Drie weken heb ik geen bal meer gezien. Tot een wereldweds­trijd van Feyenoord. 4-0 op onze knikker van Trencin. Lekker...”

En al die aandacht, ben je die nog niet beu? Je lijkt wel een selfiekano­n.

“Ach, dat is 10 seconden van je tijd. Soms is het wel heel gek. Ben je op restaurant, komt er opeens iemand bij je zitten. Ik zie er nog de humor van in maar het vrouwtje wordt er helemaal gestoord van (lacht).”

Tot slot: wat mogen we je nog wensen, Johan?

“Een goede gezondheid dan maar. Het loopt goed nu, hoor.”

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium