“Noord-Zuid volgt nog altijd tracé van 1760”
Wat is de erfenis van Loon?
BORGLOON/KURINGEN - Achthonderd jaar lang, tot 1795, hebben wij een grotendeels andere geschiedenis dan de rest van wat nu Vlaanderen heet. En ook van wat nu België heet. Op Luik na uiteraard. De taalgrens is weinig relevant in het perspectief van de tijd. Zeker die tussen Limburg en Luik. Het communautaire wordt pas een gevoeligheid vanaf de 19de eeuw. Welke materiële en immateriële sporen hebben die achthonderd jaar Loonse en Luikse geschiedenis nagelaten? Nogal wat. De verrassendste materiële erfenis is iets wat duizenden en duizenden Limburgers elke dag opnieuw gebruiken. Nog altijd. En waar we elke dag opnieuw op sakkeren. De Noord-Zuid.
steenweg heet nu de N2. De algemeen bekende NoordZuid. De weg die vanuit Luik over Tongeren, Hasselt, Zonhoven, Houthalen naar het noorden gaat. Naar Valkenswaard, over Eindhoven en zo naar eindbestemming ’s Hertogenbosch in Noord-Brabant. Het idee kwam gelegen voor zowel het noorden als voor ons in het zuiden: het betekende vlotte handel en transport over de weg tussen de Nederlandse Republiek en het prinsbisdom.
Steenwegh op Sertogenbosch
Even abstractie van de Romeinse heirbanen. De N2, die Steenwegh op Sertogenbosch zoals de werktitel luidde voor de Kempische Steenweg vanaf Hasselt, is de eerste stenen weg die het land van Loon zou doorkruisen. Die ook intern Luik sneller zou verbinden met Loon. Revolutionair. Toen toch. Alleen de N1, de steenweg tussen Brussel en Antwerpen, is ouder. Maar Brussel en Antwerpen liggen in die tijd nog in een compleet ander land, in de Oostenrijkse Nederlanden. Niets mee te maken.
Hier bij ons is de steenweg de eerste grote investering in infrastructuur van het prinsbisdom Luik. Daarvoor moet de bisschop wel eerst belastingen heffen. En daarvoor moet hij dan weer toelating krijgen van de Staten van Luik en Loon, de standenvertegenwoordiging, het toenmalige parlement. Rombout Nijssen, rijksarchivaris in Hasselt, maakt het concreet: “In 1739 beginnen ze erover te discussiëren. Vanaf de jaren 1760 beginnen ze pas met de aanleg van een kasseiweg. hebben wij te maken met een loonbeslag van 40-50 procent. Toen was 10 procent al onwezenlijk veel. Dat heeft dus even geduurd voor alle violen gelijk gestemd waren Het concept was ook nieuw. Er moest bijvoorbeeld onteigend worden. Daarvoor kende men dat niet. En ook de inspanning was bijzonder groot. Op een kar met paarden kan je maximaal twee ton laden. Tweeduizend kilo kasseien, dat is niets. Als de Fransen in 1795 komen, is de weg nog altijd in uitvoering.”
Tracédiscussies
Nu nog volgt de Noord-Zuid, de N2, voor een groot deel dat oude traject. In het noorden, in Brabant, in de Republiek, zijn ze wel eerder begonnen met de weg naar hun zuiden aan te leggen. Al in 1741. In 1790 wordt LommelDe → Tentoonstelling ‘Loon tussen staf en troon - 1.000 jaar graafschap Loon’ van 26 oktober 2018 t.e.m. 10 maart 2019 in Alden Biesen. Een organisatie van Hisab, het Historisch Studiecentrum Alden Biesen. Barrier bereikt. Daar wordt het Barrierhuis gebouwd. Daar moet tol betaald worden. Daar is ook de grens met het Luikerland. Daar is de grenspost. Lommel hoort dan nog bij Nederland. Pas in 1817, onder Willem I en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, wordt Lommel met Luyksgestel geruild en komt het terecht in die kersverse provincie, het Limburg dat koning Willem I zo graag wilde. En zo sukkelt Lommel ook in het latere België.
Niets nieuws onder de zon, ook dan discussiëren ze over het tracé. In Zonhoven vinden ze het geplande tracé maar niks. Eind 1764 is er pas een akkoord met het prinsbisdom. De weg wordt verplaatst naar de dorpskom. Daarmee zou Zonhoven zowat het enige dorp zijn waar de steenweg pal door het centrum gaat. Dat zou duren tot 1968. Tot de omleidingsweg er komt. Te veel verkeer is ook niet goed voor handel en leefkwaliteit. Maar dat weten ze nog niet in 1764. “Toch merkwaardig”, vindt Nijssen. “Na 250 jaar volgen we nog altijd grotendeels hetzelfde traject van 1760. Ongeacht economische en technische veranderingen.” Klopt. Maar ook niet helemaal. Een nieuw tracé voor diezelfde oude weg zou vanaf de jaren zeventig in de 20ste eeuw de inzet zijn van decennialang politiek gekibbel in Limburg. Nog altijd overigens.
Limburggevoel
Wat dragen we nog mee van die 800 jaar andere geschiedenis dan de rest van België? Ons beroemde Limburggevoel? “Plausibel”, zegt Rombout Nijssen. “Dat Limburggevoel plaats ik dan onder de bredere noemer van gezond wantrouwen ten opzichte van Brussel. We hebben nooit deel uitgemaakt van de Spaanse en latere Oostenrijkse Nederlanden. We denken anders hier. We kennen minder goed dan de anderen de weg in Brussel, daar waar de beslissingen worden genomen. Leg mij eens uit waarom ik vroeger 1 uur nodig had om in Antwerpen te geraken met de trein en nu anderhalf uur. Omdat de NMBS andere prioriteiten heeft dan Limburg. Toen ik rijksarchivaris was in Brugge, werd me dat plots heel duidelijk. In het begin dat ik er werkte, had ik voortdurend agendaproblemen. Ik kwam overal te vroeg aan. Waarom? Omdat de verbindingen tussen de steden er veel beter zijn. Wij hebben die vertrouwdheid niet zo met Brussel. In Luik hebben ze dat ook, dat aparte gevoel. De nationale PS kan bijvoorbeeld de Luikse PS moeilijk in het gareel krijgen.”
Ich bin krank
Wij hebben een zangerige toon als we praten. Sommige niet-Limburgers vinden dat grappig, anderen vinden dat juist heel mooi. Hebben we ook dat te danken aan Loon? Rombout Nijssen: “Ja en neen. Als ik middeleeuwse oorkondes lees uit de streek van Aken en ik lees die hardop, dan lijkt het alsof ik mijn Bilzens dialect spreek. Er is een entiteit geweest tussen Duitsland en Frankrijk waar ons dialect de taal was. Maar nu is dat uit het officiële gebruik gebannen. Op die erfenis is aan twee zijden besnoeid. Wij spreken nu het Nederlands. In Aken spreTegenwoordig ken ze nu Duits.”
Jan Vaes, historicus en curator van de tentoonstelling in Alden Biesen, heeft er een iets andere kijk op: “We liggen tussen het Nederlands en het Duits. In Maaseik zeggen ze: Ich bin krank. Wat Duits is. Het Limburgs is beïnvloed langs twee kanten. Door het Brabants in het westen. Wat het Nederlands geworden is. En door het Keuls en Rijnlands in het oosten. Maar ooit lagen we echt in het hart van alles. De oudste Nederlandse zin, die uit de Wachtendonkse Psalmen, is hier geproduceerd, in de abdij van Munsterbilzen. De eerste administratieve tekst in het Nederlands komt ook al uit Bilzen, uit Alden Biesen.” Dan is er nog het mooie zinnetje Tesi samanunga was edele unde scona. Vrij vertaald: ‘Deze gemeenschap was edel en schoon’. “Geschreven in 1130 in Munsterbilzen onder een evangelietekst uit de 9de eeuw. Die zin komt ietsje later dan het beroemde hebban olla vogala... Het oudste bekende woordenboek van de Lage Landen - het Glossarium Bernense, be-
waard in het Zwitserse Bern - uit de eerste helft van de 13de eeuw geeft dan weer een West-Limburgse vertaling van Latijnse woorden”, schrijft Vaes in zijn standaardwerk ‘De graven van Loon’.
Praktische taalpolitiek
Hoe zit het in feite met de taalkwestie in het prinsbisdom zelf? Rombout Nijssen: “Het communautaire speelde niet. De taalpolitiek is puur praktisch. In de zin van: ‘Als we elkaar maar verstaan’. Maar als je als bisschop niet wil dat ze je verstaan, dan spreek je Latijn. Wie als verantwoordelijke vanuit Loon een verzoek heeft aan de prins-bisschop, die schrijft in het Frans. Die zijn administratie antwoordt dan ook in het Frans. Want wie een gunst verwacht in Loon, zal wel verstaan wat de bisschop beslist. Maar als de prinsbisschop ordonnanties of nieuwe reglementen uitvaardigt, doet hij het net andersom. Bijvoorbeeld bij veeziektes laat hij de veehandel tijdelijk verbieden. Dat verbod legt hij op in het Nederlands. Dan is hij zeker dat de mensen hem hier begrijpen. De rechterlijke taal in de Leenzaal van Kuringen, dat was het hoogste gerechtelijke orgaan van Loon, berecht enkel in het Nederlands. De rechtbank weigert zelfs stukken in een andere taal.”
Ouder patrimonium?
Volgens Jan Vaes hebben we ook nog een andere erfenis te danken aan Loon. “In Limburg zijn er, meer dan elders, romaanse kerkjes en middeleeuwse fresco’s bewaard gebleven. Dat heeft te maken met geldgebrek in latere eeuwen. In de rest van België zou men die kerken tijdens de renaissance en barok vernieuwen. Hier bleven ze staan.”
Rombout Nijssen is het daarmee niet helemaal eens: “Tussen 1870 en 1910 is er bij ons ook veel afgebroken. Die generatie priesters zag het groots met hun kerken. Rond 1900 waren 90 procent van de woningen in Limburg nog lemen huizen. Die nieuwe kerken, in allerlei neostijlen, waren twee keer zo lang, twee keer zo hoog. Die moesten uittorenen boven de rest. Opvallen. Nu zien wij dat niet meer. Ons hele landschap staat vol grote, stenen gebouwen.”
Historisch niemandsland
Tot slot. Heeft u in uw schooltijd ooit veel geleerd over Loon? Ik niet. Over de geschiedschrijving van het aparte Loonse en Luikse verhaal zijn Vaes en Nijssen het eens. Die is mager en onbekend. “Daar wil deze tentoonstelling onder meer aan tegemoetkomen”, zegt Jan Vaes. “Vanaf België een feit is, interesseren Belgische historici zich veel minder voor de aparte geschiedenis van Loon en Luik. Zij schrijven aan een Belgische geschiedenis. Hetzelfde gebeurt in Duitsland. Loonse en Luikse bronnen zijn plots minder interessant voor historisch onderzoek, want wij zijn plots Belgisch. We vallen in een historisch niemandsland. Bovendien zal Duitsland in de 20ste eeuw aan de basis liggen van twee wereldoorlogen. Dat heeft de interesse voor onze gedeelde geschiedenis met Duitsland zeker niet aangewakkerd.”
Duizend jaar geleden laat de bisschop van Luik, Balderik II, op zijn grafsteen in de Luikse Saint-Jacqueskerk ‘ex genere comes Lossensis’ beitelen: “Uit de familie van de graaf van Loon.” De oudste verwijzing naar de graven van Loon. Die duizend jaar is ook de aanleiding voor een overzichtstentoonstelling in Alden Biesen over onze aparte geschiedenis. Van 1018 tot 1795 horen wij, in tegenstelling met de rest van België, bij het Duitse Rijk. Tot de Fransen ook in Limburg het ancien régime overboord kieperen.
Door Jan BEX