“Vier keer per jaar in bad, dat is dankbaar voor een fotograaf”
De fascinatie om naar Mongolië te reizen kwam bij Walbers opzetten nadat hij naar Tokio verhuisd was. Hij was benieuwd naar het contrast met de hoogtechnologische samenleving in de miljoenenstad waar hij woont en werkt.
“Ik zag een documentaire op YouTube over de nomadencultuur die in Mongolië aan het verdwijnen was. De verlaten landschappen, een beeld van één yurt in het midden van niets: het contrast met Tokio is vrij groot, ja. Ik wilde absoluut zelf gaan kijken. In totaal heb ik in vier jaar tijd vier reizen gemaakt.”
Je merkt een evolutie in het boek: het verhaal wordt almaar donkerder.
“Dat klopt. Op mijn eerste reis draaide het vooral om het leven op het platteland. Hoe is het om daar te leven? Er is echt niets, het is compleet back to the basics. Als ik vroeg waar ik naar het toilet kon, wezen ze naar buiten. Maar ik vond dat absoluut iets hebben. Op het platteland kreeg ik eerst nog een romantisch beeld van hun levenswijze. Maar tijdens de drie reizen in de jaren nadien voelde ik dat de winters telkens kouder werden. Die koude winters gaan gepaard met hete zomers, waarin er de laatste jaren veel minder neerslag valt. Daardoor is er niet meer genoeg gras dat hun veestapel doet aansterken en dus sterven hun koeien, kamelen, schapen en paarden massaal. Net de hoeksteen van hun bestaan.”
En dus trekken ze naar de stad.
“Op zoek naar werk. In de lege vlaktes zie je nederzettingen ontstaan, plaatsen waar ze hun nomadische levenswijze nog een beetje kunnen handhaven. Ze houden dieren in de tuin of sturen ze grazen in de omliggende heuvels, maar ze wonen op één vaste plek. Maar in de hoofdstad Ulaanbaatar is de toestand schrijnend. Iedereen denkt daar werk te kunnen vinden, met als gevolg dat de arbeidsmarkt compleet verzadigd is. Daardoor zie je overal in de bergen rond de stad sloppenwijken ontstaan. Ze wonen net als vroeger in een yurt, maar in veel slechtere omstandigheden. Ze hebben geen voorzieningen, geen dieren, geen