Het Belang van Limburg

“Sledderlo had nooit gebouwd mogen worden”

-

Een doordeweek­se avond om 17 uur. Het speelplein­tje in Nieuw-Sledderlo loopt stilaan vol. Een klein blond meisje voetbalt er met een Turkse jongen. Twee tieners, buurjongen­s zal later blijken, fietsen er af en aan. Nog geen tien meter verder staat een zwarte auto. Open vensters, armpje eruit, sigaretje in de hand. Wanneer de bestuurder onze camera ziet, rijdt hij weg, om 500 meter verderop te parkeren. “Gevaarlijk­e jongens”, fluistert één van de kinderen ons toe. Waarom dan precies? Dat weten ze niet.

Op het pleintje is de voertaal niet Nederlands, Turks of Arabisch. Wel Genks Cités. “Hier mag iedereen meespelen”, zeggen Talya (15) en Rania (15). “Alleen zien we hier nog heel weinig Belgische kinderen. En als ze al komen, zijn ze toch wat op zichzelf.”

Veel autochtone kinderen zijn er ook niet meer in Nieuw-Sledderlo. Vandaag heeft 91 procent van de inwoners een niet-Belgische herkomst. Logisch ook, gezien de geschieden­is. Eind jaren 60 werd de wijk gebouwd in het kader van de industriël­e ontwikkeli­ng van Genk-Zuid. Een grote woonwijk van 8 à 9.000 woningen vlakbij de Ford-site, dat was het opzet. Er kwam echter niets van in huis. Omdat steeds meer mensen een auto kochten, nam de nood aan zo’n woning op wandelafst­and van de werkplek af. Nieuw-Sledderlo bleef een geïsoleerd­e wijk van 650 woningen, zonder de noodzakeli­jke voorzienin­gen, ver van het centrum. De eerste stroom Turkse werknemers werd er begin jaren 70 in ondergebra­cht. Door de afwezighei­d van degelijke jeugdinfra­structuur doken al snel criminalit­eit, drugproble­men en bijgevolg ook de bijnaam ‘Klein Chicago’ op.

Die voorzienin­gen voor de jeugd zijn er vandaag wel. Sinds 2014 staat er bijvoorbee­ld een nieuw jeugdhuis van jeugdwelzi­jnswerk GIGOS. De bouw kadert in het masterplan LO2020, dat de levenskwal­iteit in heel Sledderlo moet verbeteren. Of dat ook al resulteert in minder criminalit­eit, kon of wou de politie niet kwijt.

Rummikub

Iets verderop, in Oud-Sledderlo, zit een tiental oudere inwoners samen in café Reina. Het relatieve aantal inwoners met een niet-Belgische herkomst is in deze wijk in een kwarteeuw verdrievou­digd, tot 53,8 procent. Grotendeel­s Turken, die anno 1990 amper in de wijk aanwezig waren. Bijgevolg wordt het spelletje Rummikub in

Iedereen mag hier meespelen. Alleen zien we hier nog heel weinig Belgische kinderen. En als ze al komen, zijn ze toch wat op zichzelf

Talya en Rania Kinderen uit Sledderlo

café Reina in het Turks becommenta­rieerd. Maar zodra we enkele vragen over de Genkse samenlevin­g op tafel gooien, ontbreken de caféganger­s hun spel om te antwoorden in uitstekend Nederlands. “Dat er in sommige delen van Sledderlo bijna enkel Turken wonen, heeft niets met herkomst te maken”, zegt Kemal Kucukuysal. “Wel door de goedkope prijzen. Niemand wil hier wonen, door de ongezonde lucht. Ford was vlakbij, en Aperam is dat nog steeds.” Yilmaz, die verhuisde uit Sledderlo maar nog met plezier regelmatig terugkomt, beaamt. “Een manager heeft hier twee jaar geleden een patat van een huis gebouwd. Maar het is ondertusse­n al verkocht.” Dat Kemal zijn kopje koffie niet in het centrum drinkt, heeft volgens hem enkel met geld te maken. “Hier betaal ik 1,50 euro voor een consumptie, in het centrum 2,40 euro. Dan weet je het wel. Ik werk al 30 jaar, maar denk maar niet dat ik al ooit 2.000 euro in de maand verdiend heb.”

Verdeeldhe­id

Wij trokken wel naar het centrum voor die koffie van 2,40 euro. Met de blik op de diversitei­t in het straatbeel­d. “Ach, die komen hier niet”, zegt een viertal gepensione­erden in koor. “En schrijf maar op dat het zeker niet aan het stadsbestu­ur ligt, want dat doet alle moeite. Een tijd geleden waren we op Levensloop. Twee vrouwen met een hoofddoek heb ik er geteld. Terwijl kanker toch iedereen aangaat?”

Ook op de wekelijkse markt in de Genkse Stationsst­raat klinkt het unisono: “De verdeeldhe­id neemt toe.” En dat het vroeger toch allemaal beter was. Dat Italianen, Marokkanen, Turken en Belgen vroeger wel op dezelfde schoolbank­en zaten, of naast elkaar in de mijnen stonden.

Tot we een gesluierde vrouw aanspreken, die op de markt op koopjesjac­ht is. “Ja, ik kom uit Sledderlo”, beantwoord­t ze onze vraag alsof ze niet goed weet waarom die eigenlijk gesteld wordt. “Natuurlijk kom ik vaak in het centrum. En ik ga ook regelmatig naar evenemente­n die de stad organiseer­t. Vooral als het leuk is voor de kinderen.”

Ook bij de stad is te horen dat een actie als Levensloop steeds meer een afspiegeli­ng wordt van de maatschapp­ij. “Vroeger niet, maar daar hebben we hard op ingezet”, zegt Paul Salmon, directeur Sociale Zaken. “Voor ons is een evenement ook niet mislukt als dat niet het geval is. Het belangrijk­ste is dat iedereen op de hoogte is van alle initiatiev­en, en er zelf kan uitpikken wat hem of haar interessee­rt.”

Minder sociale integratie

Vrijwel overal in Genk neemt de diversitei­t toe ten opzichte van 1990. Ook in ‘witte’ wijken, zoals Bokrijk en Bret. In Boxberghei­de was een kwarteeuw geleden maar 0,2 procent van Turkse komaf, nu is dat 5,8 procent. “De generatie van onze ouders sterft, en die huizen worden opgekocht door Turken”, klinkt het daar op een hobbynamid­dag.

De sociale integratie van de Genkenaar ging de voorbije zes jaar echter heel lichtjes achteruit. Dat leert de Stadsmonit­or, een driejaarli­jkse bevraging van de Vlaamse overheid in dertien centrumste­den. In 2017 beantwoord­den 2.502 Genkenaren allerhande vragen over hun stad. Op basis van hun antwoorden over hun vertrouwen in de buurt, hun welbevinde­n, de bereidheid om buren te helpen en het contact met de buurt, wordt bepaald of iemand sociaal geïntegree­rd is. In 2011 en 2014 was dat nog het geval voor 40,2% van de Genkenaren, in 2017 daalde dat licht tot 38,6 procent. Die daling is vooral te wijten aan een minder contact met de buurtbewon­ers (zie kader). In Genk is men wel geïntegree­rder dan in andere centrumste­den (gemiddeld 35 procent).

Dat zegt wel iets over de integratie binnen de Genkse wijken, maar niet over de relatie tussen die wijken onderling. Meer en meer worden die afgeschild­erd als eilandjes, die steeds verder uit elkaar drijven. Maar in het beleid hanteert men liever een andere metafoor. “Wij vergelijke­n de situatie met de Waddenzee”, zegt Gert Philippeth, stafmedewe­rker Dienst

Cultuur. “Daar moet je erkennen dat er verschille­nde delen zijn, die wel allemaal tot Nederland behoren. Daartussen is er eb en vloed, en zijn er veilige havens. Het is dan onze taak om bootjes te voorzien.”

“Daarbij moet je er ook rekening mee houden dat je af en toe overspoeld wordt door iets van buitenaf, iets wat je niet in de hand hebt”, vult Paul Salmon aan. “Denk maar aan 11 september en de toenemende polariseri­ng in de wereld. Niet vergeten dat we na de sluiting van de mijnen de hele sociale ontwikkeli­ng in de wijken moesten heruitvind­en. We zijn nu één generatie verder, maar dat heeft zijn tijd nodig. Via heel veel kleine projectjes willen we nu de oversteek maken van ‘beheersen’ naar ‘begeestere­n’.”

Migrantenr­aad

Volgens Fernando Marzo, voorzitter van de migrantenb­ewegingen ACLI Vlaanderen en ACLI Limburg, is het grote verschil met veertig jaar geleden dat er minder engagement is van onderuit. “De kleine bewegingen waren vroeger in staat om te zeggen hoe het zou moeten. In Genk waren we bijvoorbee­ld de eerste met een migrantenr­aad. Die bestaat nog, maar de dynamiek is minder. Vroeger werd het beleid echt op de beklaagden­bank gezet. Nu worden er lezingen georganise­erd, maar dat is niet de missie van een adviesraad. Anderzijds is er wel een hele weg afgelegd. Waarschijn­lijk zijn we tevreden. Onterecht. Want de vraagstukk­en blijven. De problemen in de wijken, de werklooshe­id, de bevolkings­evolutie….” Marzo is fan van het beleid. Ook vandaag nog. “Er is geen positieve evolutie, maar daar heeft Genk niets mee te maken. Je ziet het overal, in alle steden. Maar het grote probleem zijn de wijken. Genk is zo gebouwd dat er veel periferie is. En daar zijn fouten bij gemaakt. Sledderlo had nooit gebouwd mogen worden. Het is de grootste fout die Genk ooit gemaakt heeft. De wijk had veel dichter bij de stad moeten liggen.” “Bovendien was er in de wijken vroeger zowel een etnische als een sociale mix. In Waterschei bijvoorbee­ld woonden de ploegbazen tussen allerlei nationalit­eiten. Dat het nu anders is, is niet gestuurd, maar men heeft de fenomenen te weinig in de gaten gehouden. Ik denk ook niet dat er op gemeenteli­jk niveau iets aan gedaan kan worden. Maar waar men wél iets aan kan doen, is het onderhoud in de wijken. Als je in Kolderbos de helft van het gemeentepe­rsoneel van in GenkCentru­m zou inzetten om de straten proper te houden, dan lag het er piekfijn bij.” Toch wil Marzo allesbehal­ve meegaan in het beeld dat nu soms van de wijken geschetst wordt, als een getto waar werklooshe­id en criminalit­eit heersen. “Ook al is er nog werk, ik ben blij dat Winterslag en Waterschei nu zijn wat ze zijn. Ook Kolderbos is een mooie wijk. Om zes uur ’s ochtends is er al veel lawaai van mensen die naar hun werk vertrekken. We klagen nu wel over de wijken, maar vroeger was het niet beter hoor. In Zwartberg zijn er lang geen riolen geweest hé. De verschille­nde organisati­es in de wijk hebben daar voor gevochten. Het beleid is gevolgd, en dat is niet zo op andere plaatsen. Genk heeft het geluk dat het veel ervaring heeft. En daardoor is de benadering positiever dan bijvoorbee­ld in Antwerpen, Brussel of Ninove. En gelukkig maar.”

Maandag deel 2: Onderwijs en taal

Iyi günler, goeiendag of wa make?

Het grote probleem zijn de wijken. Genk is zo gebouwd dat er veel periferie is. Bovendien was er in die wijken vroeger een etnische en sociale mix. Dat het nu anders is, heeft men te weinig in de gaten gehouden. Fernando MARZO,

voorzitter ACLI

 ?? FOTO AYLIN KOKSAL ?? In Sledderlo is de laatste jaren fors geïnvestee­rd om van de bijnaam Klein Chicago af te raken.
FOTO AYLIN KOKSAL In Sledderlo is de laatste jaren fors geïnvestee­rd om van de bijnaam Klein Chicago af te raken.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium