Redplank voor wiskundevluchteling
Wiskunde? Wie schrijft daar een boek over?
Stefan Buijsman (23), die op zijn achttiende op filosofie afstudeerde aan de universiteit van Leiden, na zich in informatica en sterrenkunde te hebben verdiept. In Stockholm sloot hij twee jaar later zijn doctoraal af met een onderzoek naar hoe mensen wiskundige kennis opdoen. In samenwerking met psychologen en onderwijsdeskundigen zet hij momenteel in Stockholm dit onderzoek voort.
Omdat jongeren zich meestal niet kunnen voorstellen wat het nut van wiskunde kan zijn, concentreert hij zich precies daarop. Voor al wie het bij het woord wiskunde meteen op een lopen zet, schept hij een comfortabele zijingang. Hij vertrekt uitsluitend van praktische problemen, kwesties van alledag. Wiskunde maakt ze eenvoudiger en zo wordt de wereld om ons heen ‘behapbaarder’.
Hoe pakt hij het aan?
Hij begint bij mensen die ook vandaag nog - zoals wijzelf ooit - zonder wiskunde leven. De Piraha-stam in het Amazonewoud bijvoorbeeld, die geen getallen kent. Wiskunde bestaat nog maar vijfduizend jaar, zegt Buijsman, een mens kan wel degelijk zonder getallen.
Op het ogenblik dat de bevolking groeit, wordt de behoefte aan getallen groter, denk aan de belastingen, aan voedselvoorziening. Buijsman steekt zijn licht op in Mesopotamië, waar vierduizend jaar oude boekhouding op kleitabletten is ontdekt. Vervolgens in Egypte. Pas in 390 v.Chr., toen de Egyptenaren voor hun leger Griekse huurlingen nodig hadden, voerden ze muntgeld in. Hoe konden ze dan piramides bouwen? Hoe was het bij de ‘nerds’ uit China? Ook voor hen was wiskunde bij uitstek bedoeld om nuttig te zijn. Wie wiskunde studeerde, leerde vragen beantwoorden over belastingen, architectuur en oorlogsvoering.
Zo zou je ook vandaag wiskunde kunnen onderwijzen: altijd met één oog op het praktische doel gericht.
Dichterbij?
Twee geleerden bedachten in de 17de eeuw los van elkaar de integraal- en differentiaalrekening. Moeilijke woorden, maar het gaat uiteindelijk om het bestuderen van veranderingen: hoe snél verandert iets, ‘differentieert’ iets, en hoevéél is er na verloop van tijd veranderd, ‘geïntegreerd’. Belangrijk om te weten: bij cruisecontrol, een zelfrijdende auto of de groei van een tumor. En vooral ook bij het weer: veranderlijker kan nauwelijks.
Het is waar: de moeilijke woorden benemen je het zicht op de gedachte erachter, net zoals de ongewone wiskundige tekens. Zo neemt Buijsman de lezer mee doorheen de geschiedenis. Rond 1850 stuit hij op de statistiek - een machtige wiskundepijler vandaag - het systeem waarbij dokter John Snow destijds ontdekte dat de dodelijke choleraziekte in de Londense riolen ontstond.
President Trump
Trumps minister van Justitie Jeff Sessions gaf halverwege 2017 een speech over de veiligheid in het land die volgens hem flink was gedaald: “Amerika wordt almaar gevaarlijker. Het aantal moorden is met 10 procent gestegen sinds vorig jaar. Zo’n hoge stijging hebben we sinds 1968 niet meer gezien”, zei de man. Maar… die stijging was zo hoog omdat het aantal moorden heel laag lag. Tien procent kan betekenen dat er één extra is op de tien; of duizend extra op de tienduizend. In de VS was het aantal moorden zo gedaald dat een kleine stijging meteen heel groot leek. (Overigens kwam de stijging voor de helft uit Chicago).
Buijsman neemt de lezer mee langs de pijlers van de wiskunde die ons dagelijks leven beïnvloeden. Zoals ‘de graaf’, een meetkundige figuur die bestaat uit een aantal punten, verbonden door lijnstukken: een spoorplan bijvoorbeeld. ‘In gedachten wandelen’ heet dit hoofdstuk. Googelen is wandelen door het internet, facebooken is wandelen door Facebook. Grafen zitten overal in de ondergrond. Buijsman leert ons hoe ze werken. Hij is de hartelijke gids voor al wie bang is van wiskundige koude. Zo helder geschreven dat je het achteraf makkelijk kan navertellen.
Buijsmans kinderboek ‘Het Rekenrijk’ van eerder dit jaar is feitelijk een illustratieboek bij ‘Plussen en minnen’, bestemd voor kinderen van 10 tot 12 jaar.