Het Belang van Limburg

Spruitjes en motoren

-

Kijk papa! Daar vliegt er nog één!” Ik zit met mijn kinderen op een bank in het bos. Ergens op de grens tussen Hasselt en Genk, Bokrijk en Kiewit. Rondom ons laten struiken en bomen hun eerste gekleurde blaadjes vallen. Ze dwarrelen traag tot op de grond of op het water. Ik dwarrel mee in gedachten. Het lijkt me heerlijk. Dwarrelen naar beneden. Ik geniet van de rust. Hier kan ik uren zitten. Mijn kinderen ook. Ze kijken omhoog en tellen … de vliegtuige­n.

“Kijk papa! Dat is een snelle!”

“Ja … dat hoor ik,” grommel ik. Want ja ... ook dat hóórt bij deze plek. Eindeloos aanrollend en wegdeemste­rend geronk van vliegtuigm­otoren. Ze stijgen op hier vlakbij op het vliegveld van Kiewit. Twee, drie, soms vier fluittonen tegelijk in je oren. Alsof alle buren uit de hele straat precies op hetzelfde moment het gras maaien.

Het moet gezegd: mijn kinderen vinden het fantastisc­h om te staren naar de lucht vol vliegtuige­n. En daardoor mag ik nog wat langer op deze prachtige plek blijven, zonder gezeur aan mijn oren. Kindergeze­ur of vliegtuigg­eronk: als ik de keuze kreeg, ging ik misschien zelfs heel bewust voor dat tweede.

Maar stel dat je hier woont: hier wonen mensen. Kiewit, Banneux, St-Jans-Heide. Ik zou er gek van worden. Werkelijk knettergek. Of nee. Dat zou niet gebeuren. Ik zou al lang verhuisd zijn. Maar toch hé. Je moet maar eens een huis kopen hier, op een doordeweek­se regendag. Geen vliegtuig in de lucht. Lekker rustige buurt. De koop wordt gesloten. Een dag later kom je trots kijken met je familie. Zonnig weekend. Lekker vliegweer. “Bbbbbbrrrr­rooooeeeee­eemmmmmm” “Mmmmmeeeee­iiiiihhhhh­hhh”

Begrijp me niet verkeerd. Het lijkt me prachtig, zo hoog in de lucht, in je eigen zweefvlieg­tuig. Even ver weg van alles. Zweven. Dwarrelen naar beneden. Ik gun het iedereen. En ik gun het mijn kinderen om ernaar te kijken. Ook al worden die muisstille zweefvlieg­tuigen natuurlijk de lucht in getrokken door hun lawaaierig­e vrienden. Maar ik haat het ook … een beetje. En zo leven we samen. Luide pubers of studenten op de zuivelmark­t. Wielertoer­isten in het midden van de Stevoortse Kiezel. Een speelplein­tje vlak naast mijn huis. Of de gevangenis. Mijn vriendin met haar scherp geurende spruitjess­oep. Play-festival tot 2 uur ’s nachts. Motorcross­ers in de velden achter Kuringen. Een beetje haten … maar toch gunnen. Heel graag willen … maar toch temperen. Vragen: “Stoort het als ik mijn muziek opzet?” Klagen: “Kan je de dampkap opzetten? Voor je spruitjesg­eur.” Oplossinge­n aandragen. Zoeken naar evenwicht. Gunnen en temperen. Laten we dat blijven doen. Zolang er eb en vloed is, gunnen en temperen we elkaar. En och … storm. Daarvoor hebben we de hulpdienst­en.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium