“Onze jonge ploeg kan kampioen spelen”
ALBERT SAMBI-LOKONGA (19), de nieuwe chouchou van Anderlecht
Anderlecht geeft kansen aan de jeugd. Dat leidt (nog) niet tot resultaten, maar het stemt het kritische RSCA-publiek wel mild. Zo is middenvelder Albert Sambi-Lokonga (19) één van de nieuwe publiekslievelingen. Voor de fans is zijn enige minpuntje dat zijn broer Paul-José Mpoku bij aartsvijand Standard speelt.
Hein Vanhaezebrouck kan een irritant baasje zijn. Op training laat hij de jonkies soms een wedstrijdje spelen tegen de anciens. Hein hoopt dan dat de jeugd zegeviert en dat de oudere spelers in hun eer zijn aangetast. Zo wil hij reactie uitlokken. Albert Sambi-Lokonga lacht: “Eén keer stonden we 3-0 voor, maar in de slotfase gaven we de zege nog weg. Dat is het gebrek aan ervaring bij de jeugd, hé.”
Het bewijst wat iedereen zegt: de jonkies zijn minstens even goed als de sleutelspelers?
“De jeugd heeft zich alleszins niets te verwijten. We staan op een goed niveau, maar moeten vooral nog leper worden. De bal leren bijhouden aan de cornervlag als we op voorsprong staan in de 90ste minuut bijvoorbeeld. Jonge gasten willen altijd scoren. Dat metier hebben we nog niet.”
Kan Anderlecht topresultaten boeken met zoveel jeugd?
“Zelfs met zoveel jongeren geloof ik dat we kampioen kunnen spelen. Op voorwaarde dat we snel bijleren. Zo voetbal ik nu al een pak agressiever dan vroeger. Veel jongeren zijn ook matuurder dan jullie denken. Kijk naar Doku: die is 16, maar qua fysiek is hij voorop op zijn leeftijd. Hij is ongelofelijk. De jeugd moet ook blijven luisteren naar jongens als Kums, Trebel, Didillon en Boeckx. Met een mix van jong geweld en ervaring is de titel nog mogelijk.”
De fans zijn wel milder als jullie verliezen met véél jeugd. Worden jullie niet opgesteld om de zwakte van de kern te camoufleren?
“Wie op het veld staat, verdient te spelen. Al denk ik dat de fans me graag hebben. Ik ben een kind van de club. Bij balverlies voel je wel de ontgoocheling van het publiek, maar het is een voordeel als je hier bent opgeleid, ja.”
Jij bent het Anderlecht-DNA waar ze hier zo naar hunkeren.
“Ik niet alleen. Alle jeugdspelers representeren de filosofie van Anderlecht. De bal opeisen, vooruit voetballen en zeker geen show opvoeren. Dat laatste is mijn handelsmerk. Daarnaast heb ik ook nooit stress voor een wedstrijd. Waarom zou ik zenuwen hebben voor datgene wat ik het beste kan: shotten. Ik had meer stress voor examens op school, maar ondertussen heb ik mijn diploma van de middelbare school.” (lacht)
En dat terwijl je parcours hier toch atypisch is? Bij de jeugd was je nooit een zekerheid.
“Ik voetbalde vroeger bij Verviers. Een scout van Anderlecht kwam een ploegmaat van mij bekijken, maar ik viel ook op en dus mocht ik hier beginnen bij de U11. Aan mijn voetbalkwaliteiten twijfelde ik nooit, maar ik was ontzettend frêle. Bij de U17 zag ik mijn ploegmaats groeien en sterker worden en ik belandde naast de ploeg. Toen vroeg ik een gesprek aan met jeugddirecteur Jean Kindermans.”
Hij gaf je een speelgoedtrein cadeau.
“Hoe weet jij dat? (lacht) In zijn bureau vertelde Jean mij het verhaal van de trein. Die was vertrokken met al mijn ploegmaats erin en ik moest proberen om nog in de allerlaatste wagon te springen. Ik mocht er niet afvallen, want hij verzekerde me dat ik na verloop van tijd wel mijn weg zou vinden tot vooraan in de trein. Ik zou op termijn zelfs treinbestuurder worden. Om zijn visie kracht bij te zetten gaf hij me een speelgoedtrein. Die staat voor altijd op mijn kast. Ik vergeet dat verhaal nooit.”
Ondertussen ben je al opgeklommen tot de eersteklassewagon.
“Ja, misschien wel. De treinbestuurder ben ik nog niet, maar ik ben fysiek veel sterker geworden. Mijn broers vragen soms of ik spuiten krijg, want ik groeide het afgelopen jaar nog 10 centimeter en won 7 kilo aan spiermassa. Ik ben nu zelfs groter dan mijn broer Paul-José. Mijn doel is nu om in de ploeg te blijven als zowel Kums, Trebel en Makarenko fit zijn. Mijn grootste werkpunt is mijn kopspel.”
Vorig jaar na Standard (3-3) noemde Vanhaezebrouck jou alleszins de toekomst, maar daarna verdween je wel weer maanden uit de ploeg.
“Tja, de coach maakte zijn keuzes. Ik geef eerlijk toe dat ik de voorbije zomer zelfs aan een uitleenbeurt dacht. Ik had speelminuten nodig en hoopte op het buitenland, maar mijn broer raadde dat af. Ik sprak ook met de trainer en Vanhaezebrouck en die wilde dat ik bleef. Daaruit sprak vertrouwen, maar ik dacht ook: ‘je noemt me een sierlijke voetballer, maar je stelt me niet op’. Gelukkig bleek blijven achteraf de juiste keuze. Soms moet je geduld hebben.”
Stelde je broer Paul-José Mpoku niet voor om naar Standard te komen?
“Als de resultaten van Anderlecht tegenvallen zegt hij altijd: ‘Ik bel wel even naar Bruno Venanzi en dan kom je lekker naar Standard.’ Het is zijn favoriete grapje. Ooit willen we wel voor hetzelfde team spelen, maar nu nog niet. Nu timmer ik aan mijn eigen weg, onafhankelijk van mijn broer.”