Hoe zit dat nu met die koopkracht?
Volgens regering gestegen, volgens vakbonden gedaald
BRUSSEL - De regering-Michel klopt zich op de borst dat de koopkracht dankzij haar is gestegen. De vakbonden zeggen net het tegendeel, de daling van de koopkracht is een van de redenen waarom ze morgen staken. Wie heeft nu eigenlijk gelijk?
Is de koopkracht gestegen?
De gemiddelde koopkracht is sinds 2013 alleen maar toegenomen, ook de voorbije jaren. Volgens het Federaal Planbureau is het ‘reëel beschikbaar inkomen’ vorig jaar met 1,2 procent gestegen en zou het dit jaar verder stijgen met 2,1 procent. Het Planbureau baseert zich daarvoor op alle inkomsten uit arbeid, vermogen en uitkeringen, en houdt ook rekening met de prijzen. Die 1,2 procent komt dus bovenop de prijsstijgingen.
De Franstalige econoom Philip Defeyt komt tot dezelfde conclusie. Hij berekende hoe de koopkracht de voorbije 20 jaar geëvolueerd is, en stelde vast dat de inkomens in die periode sneller gestegen zijn dan de prijzen. Daardoor ligt de gemiddelde koopkracht in ons land vandaag 16 procent hoger dan in 1998.
Welke invloed heeft de regering op de koopkracht?
In essentie is de koopkracht het verschil tussen inkomsten en uitgaven. Op beide vlakken heeft de regering enkele ingrijpende maatregelen genomen.
In de uitgaven van de burger zijn enkele basisproducten flink duurder geworden. Zo heeft de regering de accijnzen op tabak, alcohol en diesel opgetrokken en heeft ze de btw op elektriciteit verhoogd van 6 naar 21 procent. Ook aan de inkomstenzijde is er veel gebeurd. Zo was er in 20152016 een indexsprong, waardoor de lonen en uitkeringen een jaar lang niet met de prijzen zijn meegestegen.
In positieve zin was er de tax shift, waardoor de personenbelasting is gedaald en de nettolonen dus gestegen zijn. In januari was die tax shift zichtbaar op de loonbriefjes. De hr-dienstverlener SD Worx heeft berekend dat iedere werkne– mer dankzij de tax shift minstens 36 euro extra nettoloon kreeg.
Is iedereen gelijk?
Onderzoekers van de KU Leuven hebben berekend dat het beleid van de regering-Michel de koopkracht gemiddeld met 3,5 procent heeft doen stijgen. Maar achter dat gemiddelde gaan grote verschillen schuil.
Zo is de impact op de goed verdienende werknemers veel positiever dan op de armste gezinnen. De 10 procent armsten zien hun koopkracht maar met 0,7 procent stijgen door het regeringsbeleid, terwijl dat bij de hoogste inkomenscategorieën 3,6 tot 4,6 procent is. De verklaring ligt enerzijds bij de tax shift, waarvan werknemers met een hoog loon meer profiteren, en anderzijds bij de prijsstijgingen. Arme gezinnen voelen veel harder dat elektriciteit en brandstof duurder worden, omdat zij een relatief groter aandeel van hun gezinsbudget aan die basisbehoeften moeten uitgeven. Veel heeft ook met levensstijl te maken. In principe stijgen de lonen en uitkeringen mee met de prijzen. Maar bepaalde producten – zoals diesel, tabak en alcohol vallen buiten die berekening. Wie dus met een dieselwagen rijdt of veel rookt en drinkt, ziet zijn koopkracht dalen telkens als die prijzen stijgen.
Waarom zeggen de vakbonden dat de koopkracht is gedaald?
Volgens de vakbonden is de koopkracht niet gestegen maar net gedaald onder de regeringMichel. Zij wijzen daarvoor op de stijgende facturen, zoals die voor elektriciteit, en op de blijvende impact van de indexsprong. In 2016 en 2017 zou daardoor de koopkracht met 1,7 procent zijn gezakt, en daarna niet meer goedgemaakt. Al lijkt dat niet op te wegen tegen de koopkrachtstijging die het Planbureau heeft berekend.
Wat zegt de toekomst?
Het Planbureau is optimistisch over de evolutie van de koopkracht in 2019. Onder meer dankzij de tax shift zou die dit jaar met 2,1 procent toenemen. Voor 2020 is het Planbureau minder optimistisch. Dan valt de stijging terug op 1,4 procent. Al is dat nog steeds meer dan de 1,2 procent van dit jaar.