Freestyle-koning Yentel Caers uit Ham is net als Nina Derwael wereldkampioen
Hammenaar Yentel Caers is Europees én wereldkampioen freestyle-windsurfen
Wist u dat onze provincie deze maand al twéé wereldkampioenen in een individuele sport heeft afgeleverd? Naast Nina Derwael - vorig weekend in gymnastiek - werd Yentel Caers begin oktober immers wereldkampioen in de mondiale sport freestyle-windsurfen. Voor de 24-jarige Hammenaar was het de bekroning van een absoluut topjaar, waarin hij naast de wereldtitel ook de Europese titel op zijn naam schreef. Een gesprek met de freestyle-koning - die zaterdag (11 uur) in het gemeentehuis van Ham gehuldigd wordt over zijn wereldtitel, autotripjes van 2.400 kilometer en liefde op lange afstand.
De meeste Vlaamse kinderen beginnen op jonge leeftijd met voetbal, tennis of gymnastiek. Bij jou was dat meteen windsurfen?
Caers: “Ik ben net niet met een surfplank onder mijn voeten geboren (lacht). Mijn hele familie windsurft. Ma, pa en mijn oudere broer en zus. De stap richting de sport was daarom heel klein en zeer logisch. In mijn herinnering zat ik in mijn jeugd elk weekend aan zee of aan een meer. Als zesjarige is dat meer spelen dan surfen uiteraard, maar gaandeweg kwam het besef dat ik aanleg had voor de sport.”
Wanneer werd het serieus?
“Vanaf mijn elfde ben ik specifiek beginnen trainen op freestyle-windsurfen. Ik nam jaren deel aan wedstrijden in het jeugdcircuit, maar dat was nog allemaal vrij lokaal en onschuldig. Alhoewel, in 2011 werd ik Europees kampioen bij de U17 en derde op het WK U17. Pas na mijn middelbare studies, ik wilde eerst zeker zijn van mijn diploma van lasser, heb ik alles op alles gezet voor het windsurfen. Voor mijn eerste seizoen in het profcircuit heb ik drie maanden hard labeur geleverd op wintertraining in ZuidAfrika. Toen wist ik dat ik er klaar voor was. In 2015-2016 deed ik voor het eerst het volledige WK-circuit mee en pakte ik al brons. Daarna werd ik twee keer vierde en dit jaar pakte ik dus de Europese én de wereldtitel. De dubbel! Een droom die uit is gekomen.”
Zowel op de Europese als de wereldtour was je dominantie groot?
“Eén woord: focus! Ik begon zo goed aan het seizoen dat ik enkel en alleen dacht aan die titels. De moves die ik deed op het water had ik zo geperfectioneerd dat, als ze er goed uitkwamen, ik wel moest winnen.”
Freestyle-windsurfen is een jurysport. Kan jij net als een gymnast je oefening duizend maal herhalen op training, zodat ze er identiek en perfect uitkomt op de wedstrijd?
“Nooit. Wij zijn als windsurfers onderhevig aan de elementen. Natuurlijk heb je bepaalde moves geoefend die je wil doen, maar de wind en golven zijn nooit identiek. Op het moment zelf moet je je gevoel laten spreken en op de seconde nog aanpassingen doen. Die métier erin slijpen duurt jaren. Elke heat duurt tien minuten, waarin je vier moves kan brengen. Als die er niet meteen uitkomen, kan je nog herkansen binnen de tijdsgrenzen. In een wedstrijd surf je één tegen één en probeer je zo ver mogelijk door te stoten.”
Toch blijft het straf. Het circuit barst van jongens uit de Caraïben, Spanje en andere plekken waar er betere windsurfcondities zijn dan in Vlaanderen?
“We hebben voor dit interview afgesproken aan de Paalse Plas. Je zou denken die jongen van Ham zal hier wel al gesurft hebben. Maar hier kan je amper windsurfen, omdat er te veel bomen rond het meer staan. Op het Schulensmeer gaat het een beetje beter. Ik heb leren windsurfen in Brouwersdam in Nederland en Port Leucate in Frankrijk. Dat zijn mijn surfspots. Als ik als jonge gast ging surfen in Brouwersdam (op 159 km en twee uur rijden van Ham, nvdr.), ging ik ook echt goed trainen. Slechte weersomstandigheden of niet. Als je daar woont, kan ik mij goed voorstellen dat je bij mindere condities al eens een dag overslaat. Ik had ook het geluk dat ik met Steven Van Broeckhoven, Dieter Van Der Eyken en een paar sterke Nederlanders ben opgegroeid. We hebben elkaar sterker gemaakt.”
Je bent prof. Kan je leven van je sport?
“Ik heb een paar sponsors uit de surfwereld die mij steunen. Ik ben hun uithangbord op het circuit en ik test ook materialen voor een aantal sponsors. Van wat ik betaald krijg, kan ik overleven. Ik heb zelf niks. Het enige wat ik heb, is mijn bus. Voor de rest leef ik bij mijn ouders als ik thuiskom.”
Vliegtuigreizen naar Brazilië en de Caraïben met al dat hightech surfmateriaal. Dat moet stukken van mensen kosten?
“Dat heb je goed gezien. Probleem bij ons materiaal is dat het niet bepaald de standaard afmetingen zijn. Plus dan hebben we ook nog altijd overgewicht. In Europa probeer ik alles met mijn bus te doen. Frankrijk, Griekenland, Italië, de Canarische Eilanden. Niets is mij te ver. Ik combineer zo’n trip naar het verre Zuiden altijd met een paar stops. Dan stop ik bijvoorbeeld in Leucate om wat te surfen en rijd ik de dag erna weer verder.”
Naar de Canarische Eilanden met een bus?
“Als we wedstrijden hebben in Fuerteventura of Lanzarote, rij ik tot Cadiz en daar zet ik mijn bus op de boot naar de Canarische Eilanden. (Na het interview wandelen we met Caers mee naar zijn bus. Een zwarte Opel Vivaro met achter de bestuurders- en passagierszetel een stukje leefruimte met twee stoelen, een tafeltje en een douche. Achterin de bus bevindt zich onderin een compartiment om materiaal te stockeren en bovenin twee matrasjes om te slapen). Helemaal zelf gemaakt. Met dit busje maak ik gemiddeld zo’n 33.000 kilometer per jaar.”
Jij hebt heel de wereld gezien voor je sport. Van Aruba over Hawaï tot Zwitserland. Waar kom je het liefst?
“In Port Leucate in Zuid-Frankrijk. Puur uit sentiment, omdat ik er heb leren surfen. Om te trainen zijn de omstandigheden het best in Maceio in het oosten van Brazilië. Dat is één van de weinige plekken in de wereld waar de wind en de golven haast altijd identiek zijn. In de surfwereld staat die plek zowat gelijk aan een skatepark.”
Hoe zit het met de liefde?
“Mijn vriendin is Italiaanse (Stefania Fumagalli, nvdr.) en woont in Lecco (aan het Comomeer, niet te verwarren met het Zuid-Italiaanse Lecce, nvdr.) Zij heeft ook een tijdje meegedraaid in het wereldbekercircuit, maar is nu niet meer actief op het hoogste niveau. Een langeafstandsrelatie, inderdaad. Maar het werkt en we zien elkaar graag. Het leuke is dat als ik naar ginds trek, ik ook kan trainen op het Comomeer.”
In de film Point Break zijn de surfers gefascineerd door de levensgevaarlijke ‘supergolf’ op Bells Beach in Australië. Heb jij ook zo’n fascinatie?
“(lacht) Neen. Die vrije levensstijl, leven aan het water, fun maken met vrienden. Dat zie je ook in die film en dat vind ik ook wel leuk. Daar houden de vergelijkingen op. Nu, in Europa heb je in Nazare in Portugal één keer per jaar ook een supergolf. Maar dat is niet mijn winkel. Ik ben een freestyler, geen golfsurfer. Misschien is dat iets voor binnen een aantal jaren, maar nu nog niet.”
En de Olympische Spelen, staan die ook op je verlanglijst?
“Neen. Om eerlijk te zijn: binnen de freestyle wordt een beetje gelachen met dat windsurfen op de Spelen. Het materiaal dat daar gebruikt wordt, doorstaat de vergelijking met ons materiaal niet. Dat materiaal op de Spelen is gemaakt om in alle omstandigheden - ook met heel weinig wind - te kunnen windsurfen. Dat evenement móét doorgaan op dat eigenste moment op die plek. Bij ons liggen ze desnoods een week stil als de wind niet goed is. Dat kunnen ze zich straks in Tokio niet permitteren.”