Het Belang van Limburg

De Sloveense schakel van het Maasland

- Sue SOMERS

Heimwee naar een land waar je nooit hebt gewoond en waar je zelfs niet geboren bent: het zal voor veel nakomeling­en van migranten geen onbekend gegeven zijn. Albert Ramsak werd geboren in Duitsland, leefde in Maasmechel­en en had een hart voor Slovenië, het land van zijn ouders en van vakantie.

‘Gewezen secretaris van de Sloveense Kulturele Vereniging Sint-Barbara’ vermeldt zijn overlijden­sbericht. En behalve de administra­tie bijhouden, was het Albert Ramsak met zijn lidmaatsch­ap van die vereniging vooral te doen om mensen samen te brengen. “Enerzijds wilde hij de band met Slovenië levend houden”, zegt zijn echtgenote Renate Kues. “Maar voor Albert was het ook een gelegenhei­d om bij te praten.”

De Sloveense vereniging SintBarbar­a, die onder meer een zangkoor en een folkloregr­oep voortbrach­t, heeft een clubhuis in Vucht waar activiteit­en plaatsvind­en en waar er plaats is voor ontmoeting. Maar zoals dat meestal gaat met migratie: hoe jonger de generaties, hoe minder interesse voor hun roots. “Het zijn vooral oudere mensen die naar de activiteit­en komen”, zegt Renate, zelf een Duitse. “De Slovenen in België zijn goed geïntegree­rd, de jeugd doet niet meer mee met ons. Het koor verwelkomt intussen ook niet-Slovenen.” Ondanks die spreidstan­d gedijde Albert prima als gezicht van de Sloveense Sint-Barbaraver­eniging: hij was er altijd, had voor iedereen een goed woord over en was een vertrouwen­sfiguur bij uitstek.

Samen werken

De eerste Slovenen kwamen hier aan rond 1925 om hun brood te verdienen in de Limburgse mijnen. Zo ook de vader van Albert Ramsak: met zijn Sloveense vrouw reisde hij zijn zus en diens echtgenoot achterna, die in Zwartberg waren neergestre­ken. Tijdens de oorlog werkte Alberts vader in een mijn in Duitsland. In 1945 woonde de familie in Nentershau­sen, bij het Duitse Kassel. Het is daar dat Albert ter wereld kwam, in een gezin van twaalf kinderen.

Na de oorlog vestigde het gezin zich in Eisden. In de jaren zestig leerde Albert Renate kennen. Ze woonden allebei in de cité, hun vaders werkten in dezelfde mijn, maar ze waren elkaar nog nooit tegengekom­en. “We leerden elkaar kennen in Blankenber­ge, waar we op vakantie waren. Mijnwerker­s kregen couponnetj­es om gratis met de trein te reizen en in de zomer waren er speciale treinen naar de kust.”

Zelf heeft Albert nooit in de mijnen gewerkt. “Mensen vragen me dat dikwijls, omdat hij later een longziekte kreeg”, zegt Renate. “Maar Albert had als jonge gast een zware longontste­king gehad, met littekens op zijn longen als gevolg. Wellicht heeft het ongezonde werk in de fabriek waar we allebei aan de slag gingen zijn longen verder aangetast.” Albert en Renate werkten in de Carideng in Lanaken, waar ze fietsbande­n maakten. Later stapten ze samen over naar een chemiefabr­iek die sigaretten­filters produceert, het huidige Celanese.

“We hebben altijd samen gewerkt”, aldus Renate. “Zo konden we samen naar de fabriek rijden. In het begin hadden we geen auto. Dan gingen we met de bus naar het werk, of met de brommer.” Toen hun zonen geboren werden, ging Albert nachtposte­n draaien, terwijl Renate de ochtenden de namiddagpo­sten voor haar rekening nam.

Jumelage

In de jaren zeventig zeiden Renate en Albert de fabriek vaarwel. Albert ging de baan op, als vertegenwo­ordiger van ijzer- en staalprodu­cten, terwijl Renate een koffiezaak uitbaatte in Leopoldsbu­rg. Lang bleven ze niet gescheiden: toen Renate in Eisden restaurant Amadeus opende en achter de kookpotten plaatsnam, stak Albert een helpende hand toe in de bediening en met de administra­tie. “Sloveens heb ik nooit gekookt”, lacht Renate. “Onze keuken was de Franse. We hadden personeel en mijn jongste zoon heeft lang bij ons gewerkt, voor hij zelf een horecazaak begon.” Slovenië bleef voor Albert het land van vakantie en van zijn familie, die afkomstig is van de streek rond Celje, maar die ondertusse­n is uitgezwerm­d over het hele land. “Eén keer per jaar gingen we er op vakantie”, zegt Renate. “Nu eens een neef bezoeken in de bergen, dan weer een nicht die een boerderij en een wijngaard heeft.”

In 1995 maakte Albert een fietsreis naar Slovenië met een vriend, terwijl een neef hen met de auto achternare­ed. “Dat was ter gelegenhei­d van de opstart van de jumelage tussen Maasmechel­en en Skofja Loka”, herinnert Renate zich. De vriendscha­psband tussen beide gemeenten kwam door toenmalig Maasmechel­s schepen Jef Albrecht, die Skofja Loka ontdekte tijdens een vakantie in wat toen nog Joegoslavi­ë was.

Zuurstoffl­es

Tijdens zijn fietsvakan­tie merkte Albert dat het fietsen zijn vriend gemakkelij­ker afging dan hem. Het was de voorbode van het longemfyse­em dat hem uiteindeli­jk het leven zou kosten. “De ziekte is pas doorgebrok­en toen we op pensioen gingen in 2012”, zegt Renate. “In 2016 zijn we de laatste keer op vakantie geweest in Slovenië. Toen had Albert al een fles draagbare zuurstof bij.” Bij longemfyse­em gaan er steeds meer longblaasj­es stuk en stijven de longen op. “Vijf jaar lang is Albert elke dag naar de kinesist geweest in Genk, één van de weinige in Limburg die gespeciali­seerd is in de ziekte”, zegt Renate. “Maar Alberts levenskwal­iteit ging steeds meer achteruit. Zijn laatste uitje was in juni, toen onze kleindocht­er trouwde. Sindsdien was hij aan huis gebonden. De computer was zijn enige band met de buitenwere­ld.”

Omdat Albert het zijn vrouw niet wilde aandoen om thuis te sterven, informeerd­e hij nog naar een palliatief verblijf buitenshui­s. “Maar toen heb ik ingegrepen”, aldus Renate. “Ons hele leven hadden we alles samen gedaan. ‘Dat laatste’, zei ik hem, ‘doen we ook samen’.”

 ?? FOTO HBVL ?? Albert Ramsak achter de toog van Amadeus, het restaurant dat hij samen met zijn vrouw Renate uitbaatte in Eisden.
FOTO HBVL Albert Ramsak achter de toog van Amadeus, het restaurant dat hij samen met zijn vrouw Renate uitbaatte in Eisden.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium