Het Belang van Limburg

“De kilometers zijn precies langer in Canada”

-

Virginie Govaerts is 90 jaar en woont alleen in de woning die ze met haar René kocht in 1985 in SaintGeorg­es-de-Clarencevi­lle. Dat dorp ligt in het zuiden van Quebec. De Verenigde Staten zijn niet ver. Maar haar René is er nu niet meer. De kinderen zijn de deur uit. Auto heeft ze nooit leren rijden. Internet wil ze niet. “Ik word zenuwachti­g van al die knopkes.” Haar zeven kinderen, behalve jongste zoon Guido die hun boerderij in het vlakbij gelegen Noyan voortzet, wonen niet echt dicht bij hun ma. Quebec is groot, Canada nog groter. “De kilometers lijken hier precies langer”, grapt ze. Haar Frans is maar zozo. Al zegt ze toch af en toe non, non, non als ze iets wil ontkennen. “In het Engels behelp ik me, maar van Frans ken ik maar een paar woorden. Ik kan dat niet onthouden. Wat wilt ge als ge altijd onder een koei hebt gezeten?”, lacht ze.

Lukt het op je eentje?

“Ik trek mijn plan. Ik moet wel. Mijn eten kook ik nog altijd zelf. Met die Canadese kost kan ik niet goed om. In het begin toen we hier woonden en we onze beesten lieten slachten, zouden die mannen van alles hamburger gemaakt hebben. (lacht) Het is ook niet zo dat hier niemand komt. De kinderen komen elke zondag. Elke drie weken de kuisvrouw. Van de gemeente komen ze praten met u. En twee keer per jaar komen ze de ramen poetsen.”

“Dan heb ik nog zo’n bracelet aan met zo’n knopke op. Daar moet ik op duwen als er iets scheelt. Ik heb al een paar keer voorgehad dat ik daar per ongeluk op geduwd had. Dan staan ze hier met een ambulance.

Guido, m’n zoon, zei: ‘Ge moet ervan afblijven’. Maar doet gij nu nooit eens iets verkeerd? (lacht) Als ik echt hulp nodig heb, komen de kinderen. Guido kan zelfs snel hier zijn. Die woont op twee kilometer van hier. En er is nog de telefoon natuurlijk.”

Hoe is je gezondheid?

“Het lichaam en het kader lijken nog goed te marcheren, maar het binnenste raakt versleten. Vorig jaar in februari ben ik gevallen. Een grote tractor reed hier voorbij en die mannen wuifden naar mij. Ik had mijn voeten niet meer in het oog en boef, daar lag ik in de sneeuw. Ik voelde niks, maar achteraf had ik wel een barst in mijn schouder. Ik mag van de dokter niks heffen. Ook niet werken. Terwijl ik dat juist altijd graag gedaan heb. ‘Als ge niet gaat stoppen met uw arm veel te bewegen, staat ge hier binnen drie maanden terug’, zei de dokter. Dan zijn er ook twee hartkleppe­n die niet meer heel goed werken, maar ’t is nog te vroeg om ze te opereren. Daardoor raak ik soms snel buiten adem. Terwijl ik nog vier katten te voeieren heb. Maar voor de rest gaat alles goed. Ik hou de moed erin. Ik ben optimist. Zei mijn moeder ook altijd.”

Waarom zijn jullie in 1970 vanuit Kermt naar Canada verhuisd?

“Onze boerderij in Kermt marcheerde nochtans goed. De graaf vond het jammer dat we vertrokken. Hij zei dat wij in de laatste tien jaar, toen wij de boerderij pachtten, meer verdiend hadden dan drie pachters samen voor ons in vijftig jaar. Een teken dat die niet werkten, zei René. Hij droomde al zo lang van een eigen boerderij en in België konden we er geen kopen. Een broer van een oom van hem was al in Canada geweest. Het beloofde land, zei die. In die tijd ging het slecht met de melk. Er was een boterberg. Aan melk zou niets meer te verdienen zijn. Daarboveno­p kwamen de kinderen thuis van school waar een professor was komen vertellen dat er over tien jaar geen werk meer zou zijn in wat ze leerden en dat ze langer moesten studeren. Dus wilden Rita en Georges, de twee oudsten, ook al naar Canada. Ik wilde daar eerst niets van horen. Ik wilde niet mee.”

Wat heeft je van idee doen veranderen?

“Een man van de telefoonma­atschappij kwam in Kermt de telefoon herstellen terwijl René een eerste keer in Canada was om de zaak te verkennen. Ah, het land van de belofte, zei die man ook al. ’t is daar beter dan hier. Toen was ik precies iets meer gerust.”

Hadden jullie geld genoeg?

“We konden goedkoop lenen. Anders konden we Canada niet binnen. We hadden een boerderij van 125 hectaren gekocht in Noyan. Daar hebben we hard gewerkt. Van vijf uur ’s morgens tot acht uur ’s avonds. In de hooitijd misschien wat langer. En met honderd koeien. Ik zat misschien meer in de stal dan mijn

man. Maar ik deed dat geire. De mensen? Die waren wel vriendelij­k, maar sommige boeren reageerden wel eens jaloers. Omdat we harde werkers waren. Maar daar hebben andere mensen toch geen zaken mee?”

Hoe verliep de aanpassing van België naar Canada?

“De eerste twee jaren waren moeilijk. Toen had ik wel heimwee. Ik kon de taal niet en de kinderen kwamen soms wenend thuis van school. Ze verstonden die mannen niet. Ja maar, zei Rita, de oudste, die wel wat Frans kon, ge moet luísteren. En ze kocht een dictionair­e en ze oefende met hen. Eer dat jaar om was, konden ze de lessen wel volgen.”

Wat is er dan veranderd na die twee jaar?

“Na twee jaar hebben we een reis geboekt en gingen we naar België. Daar was precies helemaal niets veranderd. Mijn ouders kon ik geruststel­len. Want daar zat ik wel mee. Plus, als het herfst was, had ik in België altijd last van een astmabronc­hiet. De dokter had al tegen René gezegd: ‘Als ge hier blijft wonen, gaat ge uw vrouw niet oud krijgen.’ Hier in Canada heb ik die bronchiet nooit gehad. Het moet toch zijn dat de lucht hier veel beter is dan in België. Ik kwam zo precies tot het besluit dat ik het na twee jaar hier gewoon was geworden. Ik heb nooit meer gedacht om terug te keren. We zijn hier gelukkig geweest. Na drie jaar zijn we ook Canadees geworden, al ben ik in mijn hart nog altijd de grootste Belg.”

Waarom?

“Bij de bank was dat veel gemakkelij­ker.”

Kom je nu vaak in het dorp?

“Soms. Niet zoveel. Ik heb nooit veel tijd gehad met het werk en de koeien. Dat ging voor. We gingen wel altijd ’s zondags naar de kerk. Maar die hebben ze twintig jaar geleden afgebroken. Omdat er niet genoeg volk meer kwam. Terwijl in het begin de kerken hier vol zaten. En aangezien ik geen auto kan rijden en mijn kinderen niet te zeer wil belasten, ga ik dus niet naar de kerk. Maar ik heb wel de begrafenis­mis van mijn man op plaat en die plaat zet ik dan wel eens op. Mooi. Met liedjes erop zoals ‘Rode Rozen’. Ik luister graag naar liedjes uit België en Holland. Die versta ik tenminste. Ik heb zeker zes platen van Frans Bauer.”

Wanneer is je man overleden?

“In 2014. Na een soort beroerte moest hij zijn laatste 4,5 jaar in een revalidati­ecentrum verblijven. Bijna elke dag ging ik hem bezoeken. Tegen de kinderen en de dokter heb ik al gezegd dat ze me nooit in een rusthuis moeten steken. Dat ze me dan maar een pikuur geven.”

Meen je dat?

“Natuurlijk meen ik dat. Het leven is goed geweest, maar als de tikker stilvalt, dan is het gedaan. Al ben ik tegelijk ook blij dat ik nog een beetje mag leven.” (lacht)

 ??  ??
 ?? FOTO'S RR ?? De hele familie in juni 2019 tijdens het feest voor Virginie (met bloemenkra­ns) haar 90ste verjaardag.
FOTO'S RR De hele familie in juni 2019 tijdens het feest voor Virginie (met bloemenkra­ns) haar 90ste verjaardag.
 ??  ?? Afgelopen maandag voor haar huis in Clarencevi­lle.
Afgelopen maandag voor haar huis in Clarencevi­lle.
 ??  ?? Virginie, René en de zeven kinderen in Kermt.
Virginie, René en de zeven kinderen in Kermt.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium