“Dieren genezen sneller als je ze liefde geeft”
Vervolg van blz. 12-13
Een sterke sprong is precies wat Team Belgym nodig heeft. Kom je in aanmerking voor een selectie als je niet in Gent traint?
“Ik besef dat die kans heel klein is. Ze kiezen niet gauw iemand van buiten het nationale team en dat begrijp ik ook wel, want mij kunnen ze niet de hele week observeren. Maar ik blijf elk jaar meedoen aan de selecties en de Vlaamse en Belgische kampioenschappen. De Belgen zijn heel erg goed aan de brug, deels ook omdat onze coaches daarin gespecialiseerd zijn en er veel tijd aan spenderen. Maar op de sprong kunnen ze nog veel winst boeken en daar zou ik ze iets kunnen bijbrengen. Ik hoor dat ze daar nu hard aan werken. Maar de sprong is ook blessuregevoeliger. Eén verkeerde landing en je kruisbanden zijn over. Elk jaar zijn wereldwijd een stuk of acht topgymnasten out met gescheurde kruisbanden, en bijna altijd gebeurt dat met een moeilijke sprong. De vraag is dan ook of Nina dat risico wel moet nemen. Ik zou die sprong aan de andere gymnastes overlaten, want een blessurevrije Nina is op de brug zeker van de olympische medaille.”
Zeker van een medaille, of van dé medaille?
“Dé medaille. Want ‘ons Nina’ valt niet van haar brug. Vorig jaar in Minsk wel, ja. Maar toen was ze gewoon op. Een slecht moment, maar dat gaat op de Spelen niet gebeuren. Als ze geen blessure oploopt, ben ik er honderd procent zeker van dat ze in Tokio de medaille haalt.”
Heb je nog contact met Nina Derwael?
“Jazeker. We horen elkaar geregeld en als ik eens in Gent ben, omdat daar een goede chiropractor zit, dan spring ik al eens binnen op het internaat. Nina is ook van Limburg, he. En met haar mama heb ik ook geregeld contact. Zij staat fel achter mij en dat vind ik heel fijn. Ik heb indertijd een vreemde beslissing genomen om in Gent weg te gaan en zij respecteert dat ik de ballen heb gehad om dat te doen.”
Jij krijgt en geeft training in Genk. Merk je daar een Nina Derwael-effect?
“Jazeker. Ook op het vlak van infrastructuur, want steden zijn meer en meer aan het investeren in turnzalen. Als kinderen hier in Genk aan het venster komen kijken en onze nieuwe hal zien, dan vinden ze dat waaw. Die blokkenkuil en trampolines zijn een feest voor kinderen. Wij hadden dat vroeger niet. Ik heb heel mijn leven in sporthallen getraind waar we al onze toestellen moesten open afbreken. Valkuilen heb ik pas leren kennen op de topsportschool in Gent.”
Je hebt onlangs je eigen turnpak voorgesteld. Een droom die uitkomt, zei je.
“Ja! Als klein meisje keek ik natuurlijk op naar Aagje Vanwalleghem. Op turnwedstrijden had de leverancier van turnpakjes altijd een verkoopstand en Aagje mocht er altijd twee gratis meenemen. Dat is altijd blijven hangen. Als gymnaste kan je nooit genoeg turnpakken hebben. In de Bundesliga ben ik benaderd door een Duitse vrouw die pakjes maakt en iemand zocht om promotie te maken. Voor Amerika wou ze iets extra doen en zo hebben we samen het Dorien Motten Turnpak ontworpen. Dat is een droom: zó goed zijn dat iemand je een gratis pak geeft, omdat er dan kindjes zijn die dat ook gaan dragen. Een voorbeeld zijn voor iemand vind ik geweldig. Ik moet daar wat vaker stil bij staan. Ik wil altijd maar meer, en soms is het deprimerend dat ik niet bereik wat ik wil bereiken. Dan moet ik me er even aan herinneren dat ik naar wereldkampioenschappen ben geweest, dat ik naar de universiade in Taiwan ben geweest en dat ik mijn eigen turnpakje heb. Ik heb heel veel tegenslagen gehad, heel veel pech en heel veel blessures. Het was heel dikwijls net niet. Maar daar staat tegenover dat ik toch heel wat mooie dingen kan afvinken. Ik wil altijd maar meer halen en harder werken en hoger scoren. Ik moet mezelf aanleren om eens blij te zijn met wat ik gepresteerd heb.”
Over naar je dierenliefde. Is die passie even groot als die voor het turnen?
“Bijna even groot. Toen ik afstudeerde op de middelbare school wou ik al voor dierenarts gaan, maar dan moest ik naar Gent verhuizen en kon ik niet blijven turnen. Daarom ben ik in Hasselt biomedische gaan studeren, ook al was dat niet echt mijn ding. Ik raakte er door, maar met de hakken over de sloot. Toen de coaches in Gent me plots kwamen vragen voor de topsportschool in Gent, heb ik de kans gegrepen om ook dierengeneeskunde te gaan volgen. Ik heb er altijd superhoge punten gehaald, omdat ik niet blokte om te slagen, maar omdat ik die leerstof echt wou kennen. Als kind speelde ik liever met de hond of de kat dan met vriendinnetjes. Ik heb ooit nog getwijfeld om geneeskunde te gaan studeren, maar ik wou liever met dieren werken dan met mensen. Ik voel mij niet alleen als de kat in huis is. Dan heb ik gezelschap. Ik hoef niet per se mensen om me heen te hebben, een hond of kat is meer dan genoeg. Ik woon wel samen met een lief, maar die moet tegen mijn gekke katten kunnen. Ik heb constant zieke katten in huis, soms meer dan tien. Ik wil die niet in de praktijk achterlaten, omdat ik ervan overtuigd ben dat ze sneller genezen als je ze veel liefde geeft.”