Ex-leraar geschiedenis Mazur schrijft nu zelf geschiedenis
Voetballer, scheidsrechter, jeugdtrainer, clubbestuurder,… Benny Mazur was het allemaal. Intussen is de Maasmechelaar (63) al acht jaar actief als secretaris-generaal van Voetbal Vlaanderen. De Vlaamse vleugel van de Voetbalbond telt momenteel meer dan 410.000 leden.
“En we groeien elk jaar”, zegt Mazur niet zonder trots. “Dat betekent onder andere dat we erin geslaagd zijn om een fun-omgeving te creëren in ons jeugdvoetbal. Dat iemand met minder talent ook ergens terecht kan. Niet dat ik dit uit een bepaalde frustratie doe, maar ik ben zelf pas op mijn vijftiende officieel mogen beginnen met voetballen. Papa Jefke was nochtans een gerenommeerd jeugdtrainer bij Patro, maar hij zag in dat pré-Bosman-tijdperk - ook de foute
uitwassen. En ik had wel wat talent, maar mijn ouders vonden het veel belangrijker dat ik me bond aan mijn studieboeken dan aan een voetbalclub. Ik heb uiteindelijk toch in eerste en tweede provinciale gespeeld, bij Heidebloem Dilsen, en stond zelfs één wedstrijd in het eerste elftal van Patro. We verloren in de beker van Limburg van SK Tongeren. Met twee-nul. Yvan Hoste draaide me tureluregek.”
Het was dus niet zo gek dat je ouders vonden dat je studies primeerden?
Mazur: “Neen. Ik heb in Leuven Hedendaagse Geschiedenis gestudeerd. Een schitterende opleiding. Veel meer dan dat Keizer Karel in 1558 stierf, heb ik daar geleerd om kritisch te leren denken. Om alles in vraag te stellen. Zoek dieper naar de oorzaken, het waarom, de achtergronden. Als je die vindt, begrijp je de dingen ook beter.”
Je ging daarna als leraar aan de slag?
“Ja. Ik gaf geschiedenis in Maasmechelen en Bree. Tot toenmalig minister Coens plots besliste om de geschiedenislessen van twee uur per week te reduceren tot één uur. Op 1 oktober 1986, precies op mijn 30ste verjaardag, op mijn dag van benoeming, zat ik zonder job. Via een voetbalcontact ben ik dan in de banksector beland. Bij BAC, BACOB, dat later Belfius werd. Maar na 25 jaar heb ik daar de deur achter me dicht getrokken. Mede als gevolg van de bankencrisis. Ik voelde me een klein beetje te goed om over Arcopar én de beurscrash te blijven praten.”
Al die tijd had je het wel goed voor met het voetbal.
“Klopt. Ik heb altijd kunnen genieten van voetbal. Toen ik nog in Leuven op kot zat, hadden we in Maasmechelen ons eigen
zaalvoetbalploegske, ’t Lont. Met vrienden van het jeugdhuis klommen we op tot tweede nationale. Ik ben in het futsal in contact gekomen met supermensen die - zonder dat ze dat beseften - belangrijke mentors voor mij waren. Zo’n prikkelende rol probeer ik nu zelf in te vullen voor de mensen rondom mij.”
“Ik ben ook nog acht jaar scheidsrechter geweest. Ik vond dat fantastisch. Je leert veel nieuwe mensen kennen, staat letterlijk tussen Jan en alleman, maar moet tegelijk
leadership tonen. Ik floot in eerste provinciale en zou normaal naar de hogere afdelingen promoveren, maar door één of andere kronkel gebeurde dit niet. Ik ben nog in beroep gegaan tegen die beslissing. Uiteindelijk werd ik een week geschorst, maar na het fluiten van één wedstrijd hing ik de fluit aan de haak. De veer was gebroken. Een ref die geen vertrouwen krijgt, functioneert niet.” “Daarna hebben de mensen van Cerkel Mechelen - ik woonde op een paar honderd meter van hun terreinen - me gevraagd of ik hen niet wou helpen. Ik werd er jeugdtrainer, jeugdvoorzitter, secretaris, dienstdoend voorzitter, duivel-doet-al… We hebben enorme stappen gezet. Uit het niets hebben we toen een voorbeeldjeugdwerking opgezet, waar fusieclub Eendracht Mechelen a/d Maas nu nog altijd kranig op verder werkt. Ik vond onze periode in eerste en tweede provinciale met eigen jeugd mooier dan onze tijd in bevordering. Ik sloot op Cerkel vriendschappen voor het leven. Ik heb toen geleerd dat elke club gedijt in de omgeving die ze zelf wenst. Je moet als vierdeprovincialer niet de ambitie hebben om in hogere afdelingen te spelen. Maar een klein stapje hogerop kan wel een uitdaging zijn. Als je je juiste plaats vindt in onze hele grote voetbalpiramide, dan is er plaats voor iedereen. “
Zegt de voetbalbobo. Hoe ben je eigenlijk bij Voetbal Vlaanderen beland?
“Ik heb altijd graag mijn verantwoordelijkheid genomen. Ook in de sport. Naast mijn bestuursfuncties bij CS Mechelen was ik ook voorzitter liga bevordering, voorzitter van het sportcomité amateurvoetbal en bestuurder van toen nog Voetbalfederatie Vlaanderen.”
“Toen Herman Wynants me - nu acht jaar geleden - polste voor de job van secretarisgeneraal heb ik mijn kandidatuur gesteld. Dit was mijn kans om van mijn hobby mijn beroep te maken.”
Eén van je belangrijkste realisaties is zonder twijfel de hervorming van ons jeugdvoetbal.
“Klopt. En daar ben ik ook heel fier op. Wij hebben met een klein team geschiedenis geschreven door de 8-tegen-8, 5-tegen-5, 3-tegen-3 en 2-tegen-2 te ontwikkelen op maat van het kind. Iets later werd ons model gekopieerd door bij wijze van spreken de hele wereld. Van onze buurlanden tot in Zuid-Korea, dat vind ik het mooiste compliment. Toch krijgen we elk jaar nog een aantal pogingen tot uitholling. Zouden we dit niet afschaffen of dat niet terugdoen? Ik heb daar geen probleem mee, maar ik wil niet dat traditionals beslissen hoe 5-jarigen moeten sjotten. Laat dat over aan de mensen met sportkennis en pedagogische visie.”
Was deze hervorming er ook gekomen als je niet ooit de U6’jes van Cerkel Mechelen getraind zou hebben?
“Dat zou kunnen, maar de krachttoer van de hervorming steunde op een heel team en niet op één U6-trainer. Deze pluim komt toe aan Bob Browaeys én ons hele team, een groep toppers. Hen mogen aansturen én het verkopen aan de achterban was mijn rol. Ook vandaag blijft het mijn droomjob. Op 31 december 2019 hadden we 81 vte’s in dienst.”
Delegeren zal dus nodig zijn, voor een organisatie met meer dan 410.000 leden.
“Ja, maar ons organigram zit logisch en goed in mekaar. Ik word niet betaald om te defileren of enkel mijn handtekening onder brieven te zetten. Ik vind het wel belangrijk dat onder die brieven mijn e-mailadres en telefoonnummer staan. Ik wil bereikbaar en laagdrempelig zijn. Zo haal ik er veel voldoening uit als ik samen met medewerkers oplossingen kan zoeken. Dat kan gaan van een groet van Turkse jeugdspelertjes, over een sproeiverbod bij hitte, tot douchen, al dan niet in onderbroek. Er zijn nog heel veel uitdagingen. Dat zijn allemaal prikkels, waarrond je beleid wil maken.”
Je gaat dus nog niet op pensioen?
“Ik ben nu 63,5 en ik geef toe, sommige dagen denk ik er wel eens aan om naar mypension.be te surfen. Misschien ga ik door tot 66, misschien stop ik wel op 64. Op dit moment voel ik me alleszins nog jong genoeg om door te werken. Als ik ’s avonds thuiskom, is de stress van me af. Even energie bijtanken en we zijn weer onderweg. En er zijn nog veel uitdagingen. Zo zou ik graag het futsal met het zaalvoetbal nog zien fuseren. We hebben de liefhebbersbond, KVV en minivoetbal ook geïntegreerd in onze werking en daarvan werd vooraf ook gezegd dat dat onmogelijk was.”
Maar ‘onmogelijk’, dat hoort Benny Mazur niet graag...
“Neen. Ik ga niet graag een uitdaging uit de weg. Zo heeft mijn zoon Tom, die duikinstructeur is in Indonesië, me vorige kerstvakantie een nieuwe onderwaterwereld leren ontdekken. Op mijn 63ste! In het voetbal zijn geen twee dagen hetzelfde. Het traject naar resultaat is niet altijd geplaveid. En dan moet je soms ne moeilijke mens durven zijn. Dan botst het wel eens. Nooit voor mezelf, maar voor de goede zaak.”
De clubs uit de amateurreeksen botsten dit seizoen ook op hun limieten. Duffel stopte, Vosselaar zakt vrijwillig naar provinciale.
“Dat zijn accidenten die we uiteraard liever niet zien. En toch ben ik ervan overtuigd dat we ook op dat vlak de voorbije jaren enorme stappen vooruit gezet hebben. Door het licentiesysteem ervaren we dat de clubs nu beter beheerd worden dan vroeger. De positieve keuze van Vosselaar verdient zelfs lof. Ik ken de voorzitter van Duffel persoonlijk. Hij heeft nooit slechte bedoelingen gehad, maar had de ambities op een goede jeugdwerking moeten enten.”
Slotvraagje. De competitie ligt nu al sowieso stil tot 1 mei en zelfs het stopzetten of annuleren ligt nu op tafel. Vrees je niet dat de coronacrisis clubs de das zal omdoen?
“Ik hoop dat we in mei, juni weer kunnen voetballen, al zijn het maar tornooien. Dat zou niet alleen betekenen dat we op de goede weg zijn met de volksgezondheid, maar het zou ook goed zijn om een dynamiek te geven aan de omgeving. Jeugdtornooien brengen fun in de club en geld in het laatje. We vrezen er evenwel voor. Gezondheid voor alles. Maar meer nog dan financiële problemen vrees ik dat een te langdurige coronacrisis zal doorwegen op alle vrijwilligers. Mensen, die zich engageren voor het plezier van anderen, krijgen er nu nog een extra verantwoordelijkheid, een extra probleem bij. We zijn alvast in overleg met overheden voor ondersteuning van onze clubs. Ik hoop dat ze dat goed inschatten, want ik kan me geen maatschappij indenken zonder jeugdvoetbal.”
“Ik word niet betaald om handtekeningen onder brieven te zetten, ik vind het belangrijker dat mijn mailadres en telefoonnummer onder die brief staat”
Benny Mazur
Secretaris-generaal Voetbal Vlaanderen