Ex-basketbalref Tony Sempels: van schuldbemiddeling tot eigen raceteam
“In 2006 knalde er iemand onze woning binnen. Het klinkt onwaarschijnlijk, maar wij
moesten zelf opdraaien voor alle schade”
Tony Sempels
“Mijn broer Ludo heeft me weer op het rechte pad geholpen. Hij leende me zijn motor, zodat
ik tenminste weer mobiel werd”
Tony Sempels
Komende maandag zou het nieuwe seizoen op het ovale Raceway-circuit in Venray van start gaan. Maar de coronacrisis steekt stokken in de wielen. De Pinksterraces op 1 juli zijn nu een volgend doel.
“Ach, als je ziet van waar ik kom, maken die paar weken of maanden langer wachten weinig uit”, lacht Tony Sempels, met zijn 420 pk sterke Chevy Impala de enige Limburger in het gezelschap. “Ik weet in elk geval dat we er klaar voor zullen zijn.” Baskettend Limburg kent hem als sympathieke scheidsrechter én als broer van topref Ludo. Het was die laatste die het leven van Tony weer in de juiste richting duwde. “Waar beginnen we?”, lacht Tony. “Mijn leven is een rollercoaster geweest. Met ups en vooral veel downs. Maar met een happy end.
Alles leek ook best oké. Ik had een mooi gezin, een leuke job en een toffe hobby. Zo werd ik na 25 jaar zelfs ere-ref in het basketbal. Ja, de zaken leken netjes op orde. Maar op Moederdag 2006 - ik was toen zeven jaar getrouwd - knalde er iemand onze woning binnen. Het klinkt onwaarschijnlijk, maar uiteindelijk moesten wij zelf opdraaien voor de veroorzaakte schade. Een advocatenkwestie, die aan onze kant bijzonder slecht gevoerd werd. Mijn wereld stortte in. Mijn huwelijk liep op de klippen, de zaak ging failliet en uiteindelijk bleef er een put van 40.000 euro te dempen. Waar ik zelf geen schuld aan had.”
“Ik zat compleet aan de grond, ben toen ook gestopt als basketbalscheidsrechter. Want zelfs als ik het nog gewild zou hebben, ik geraakte gewoon niet meer in de sporthallen. Ik ken alle deurwaarders in de buurt, voor hen leek het thuis wel de zoete inval. Dan stop je met alles. Tot onze Ludo me bij mijn nekvel greep en me uit de verdomhoek heeft gesleurd. Hij heeft me zijn motor geleend, zodat ik weer mobiel werd.” “Tien jaar lang heb ik echt afgezien. Ik belandde in schuldbemiddeling en ben van miserie weer basketbalwedstrijden beginnen fluiten om toch maar dat beetje zakgeld te hebben. Vijftig euro per week. Ik heb bij de VDAB een opleiding tot buschauffeur gevolgd, ben taxichauffeur geweest, maar uiteindelijk is Febelco mijn redding geweest. Dat bedrijf - dat medicatie aan apothekers levert - zocht chauffeurs en ik ben daar toen op goed geluk binnengestapt. Veertien dagen later belde de baas me. Ik heb hem open en eerlijk - zo ben ik - mijn verhaal verteld. Na mijn ronde langs de apotheken poetste ik het hele bedrijf. Ik betaalde alles wat ik hoorde te betalen netjes af en ook de schuldbemiddeling viel na jaren weg. Trouwens, ik werk er nog altijd en met heel veel plezier. Rijk ben ik niet, maar ik zit wel weer op het rechte pad en ik kan nog altijd iedereen recht in de ogen kijken.”
Het lijkt wel het scenario van een film. Zeker omdat je intussen helemaal in de ban geraakte van autosport.
“Klopt. Ik had in die periode nul geld, niks! Ik las artikels over Nascar, waar ik al die tijd gek van was. Anthony Kumpen was één van mijn idolen. Maar naar Amerika gaan om de Nascar te gaan bekijken, dat was een utopie. Ik ontdekte wel dat er in het Nederlands-Limburgse Venray een ovaal circuit bestond. Ik mocht met de motor van Ludo naar Venray rijden om een race te volgen. Ik had net genoeg geld op zak om de inkom te betalen en een frietje te steken. Voor mij ging de hemel open. De race, het hele gebeuren eromheen, dat was één enthousiaste bende, één groot feest . Ik heb die dag massa’s foto’s gemaakt en er korte tekstjes bij gepost op Facebook. Die werden gretig opgepikt in Nederland. Toen ik de volgende racedag weer naar Venray ging, tikte meneer Maessen - de uitbater van het circuit me op mijn schouder. Of ik ook foto’s voor hem wilde maken? En wat ze me daarvoor moesten betalen? Ik wou helemaal geen geld, ik wou er gewoon bij horen. Ze bezorgden me een VIP-kaart, zodat ik alle races perfect kon volgen. Ik was zo blij als een kind.”
Maar je wou meer. Zelf racen bijvoorbeeld?
“Klopt. Ik geraakte stilaan helemaal geïntegreerd in het circuit. Ik maakte foto’s van de teams, van het leven in de pits en van de crews rond de ploegen. Zo kwam ik goed overeen met een Duitse vrouw, die er ook puur als ontspanning was en als kokkin fungeerde voor een team. Op zekere dag vroeg die dame me: Wat zou jij nu echt willen? Ik lachte: Awel, zelf rijden. Heeft die vrouw, een echte schat, gewoon de helft van mijn auto betaald! Gewoon als fan, als sponsor, zonder enige bijbedoeling. Zij was gelukkig omdat ze me op weg kon helpen. En ik stond plots in de laatste rechte lijn om mijn grote droom te realiseren. Onwaarschijnlijk! Meneer Maessen, een supervriendelijke en bezorgde man, heeft me vervolgens weggehouden van de charlatans in het wereldje en me zelf een auto bezorgd, die behoorlijk in het verhaal past. Plots had Tony Sempels niet alleen een race-auto, maar ook een eigen team. Allemaal hobbyisten, die wel keihard werken. Voor de rest zorg ik zelf. Ook de sponsoring, ja. Ik moet zeggen: dat loopt makkelijker als je vijftig bent dan wanneer je als snotneus van twintig speedway rijdt. We krijgen ons budget netjes bij mekaar en ik had dus mijn auto.”
Maar je had nog geen race-ervaring?
“Nee, ik moest nog met die auto leren rijden. Tijdens de wedstrijden nota bene, want trainen, dat bestaat gewoon niet. Voor de races twee keer tien minuutjes en dat is het. Het circuit in Venray is een halve mijl of 750 meter lang, de bochten van het ovaal hellen 26 graden en remmen kan gewoon niet tussen de twintig anderen. Een lefthander-auto heeft twee vitessen en kan alleen naar links draaien. Ik rijd met een S-car. Daarin zijn er vier versnellingen en kan je zowel naar links als naar rechts draaien. Mijn wagen is een V8 5.6 Chevy Impala. Ik kan je verzekeren: 420 pk onder je gat, op een ovaal met 200 km/u: dat is wel wat! We halen rondetijden van 20 tot 22 seconden. We rijden drie wedstrijden per dag. Twee van 25 rondes, één van 30. Onze auto’s hebben geen ruiten aan de zijkant. Bladeren, zand, alles stuift binnen, net alsof je in een wasmachine zit. Door de snelheid plak je gewoon tegen je zetel. En als piloot zie je echt niks. Je hebt twee oortjes in: één met info van de racedirectie, een ander met de berichten van je eigen spotters. We verdelen het circuit in vier delen en zij geven aan wat je kan doen, bijvoorbeeld om iemand in te halen of wanneer iemand jou aanvalt. En als er ergens een ongeval gebeurt, dan geven ze aan welke baankant je best neemt om te passeren. Aan de binnen- en buitenkant staan muren en daar ben ik al in geknald, ja. Als een kanonskogel met 200 km/u. Schrik heb ik niet. Die kooien zijn superveilig. Alleen van vuur ben ik bang. Dat heb ik gezegd: laat me alstublieft nooit branden. Ik wil daarom ook dat mijn vriendin mee naar de races gaat. En liefst Ludo ook. Mocht er dan toch wat misgaan, dan zijn de mensen die ik het liefst heb in mijn buurt.”
Over je broer gesproken: hij stopte zopas ook als basketbalscheidsrechter?
“Ja. Ik ging nog wel eens naar matchen van
onze Ludo kijken, maar de wedstrijden op zich interesseren me minder. Onze pa (Louis was ook wereldberoemd in het Limburgse basketbal, nvdr.) zou nogal vloeken als hij me in deze auto’s zag kruipen. Ons ma zou dan weer lachen. Nu vinden velen me nogal een rare kwiet, maar toen onze racewagen een aantal dagen in de buurt stond, zag je de mensen en zeker kinderen toch kijken. Tijdens het Foodtruck-festival eind juni - als dat tenminste doorgaat - zijn we te gast. Erkenning in eigen gemeente, dat zou geweldig zijn. Pa was ooit Sportman van het Jaar in Heusden-Zolder, Ludo is het ook geweest en zelf zou ik het ook doodgraag ooit worden. Weet je, ze zeggen dat je drie seizoenen nodig hebt om je wagen af te stellen. Wel, wij willen dat in 2020 doen. En in 2021 wil ik zo hoog mogelijk eindigen. Dus dan misschien Sportman van Heusden-Zolder?”