Waarom een babydier altijd schattig is, zelfs een neushoorn
BIOLOGIE MECHELEN De pasgeboren, en voorlopig naamloze, neushoorn uit Planckendael doet heel wat harten smelten. En toch is de neushoorn nu niet bepaald het schattigste wezen uit het dierenrijk. Hoe komt het dan dat de babyversie van een dier zo’n grote aaibaarheidsfactor heeft?
Zelfs dieren die als volwassenen angstaanjagend zijn, zouden we graag eens knuffelen tijdens die eerste maanden na hun geboorte. Daar is volgens bioloog Dirk Draulans een psychologische verklaring voor. “De mens is een diersoort met een sterke drang om zorg te dragen voor kindjes. Dat hulpeloos en zorgbehoevend wezen – dat we herkennen in die babydieren – appelleert aan onze oudergevoelens. Het heeft dus vooral te maken met een krachtig instinct om te verzorgen”, zegt Draulans.
En het feit dat we baby’s schattig vinden, is belangrijk voor dat instinct. Zonder zorg kan een kind namelijk niet groot worden, en om die zware zorg gemakkelijker te maken, moet er een band ontstaan tussen de ouder en de baby. Door baby’s schattig te vinden, zullen we meer nood hebben om ervoor te zorgen. Iets dat we dus automatisch ook voelen als we naar pasgeboren diertjes kijken.
Onstabiele peuters
Maar wat is het dan dat deze diertjes zo schattig maakt? Volgens de Oostenrijkse zoöloog en Nobelprijswinnaar Konrad Lorenz (1903-1989) hebben alle baby’s bepaalde kenmerken gemeen die universeel aantrekkelijk zijn. Ze hebben een hoofd dat groot is ten opzichte van het lichaam, ze hebben bolle wangen, een hoog voorhoofd, een kleine neus en mond en een wat ronder lichaam. Maar ook het gedrag zou voor aantrekkingskracht zorgen. Een babyolifant, die fysiek weinig gemeen heeft met menselijke baby’s, heeft bijvoorbeeld een onhandige manier van lopen die ons doet denken aan een onstabiele peuter. “Een olifant is niet meteen het mooiste dier, en toch was heel onze maatschappij in de wolken toen Kai-Mook geboren werd”, zegt Draulans.