Het Belang van Limburg

Ivana Masopustov­a en Paul Reenaers, dochter en schoonzoon van voetballeg­ende

- Rudi Smeets

Afspraak in Westpunt, één van de zomerse hotspots in Hasselt aan het Albertkana­al. Heel wat gasten genieten in een ligstoel van het zicht op de voorbijvar­ende vrachtsche­pen, anderen zoeken met een cocktail of een rosé onder een boom beschuttin­g tegen de zon. Ivana Masopustov­a (61) heeft wat hulp nodig om op een barkruk te geraken, want ze zit met een gebroken voet in het gips. “Stom ongeval, opgelopen met padellen”, zucht ze.

“En wie is de dupe? Bibi hier. Chauffeur spelen, boodschapp­en doen, was insteken ...”, reageert haar man Paul met een knipoog. “Dzje mut toa ni bè lache”, richt hij zich tot zijn stadsgenoo­t en jarenlange vriend Armand Schreurs, die erbij is komen zitten om herinnerin­gen op te halen aan de jaren tachtig van de vorige eeuw. Dat was immers de periode waarin Paul bij Sporting Hasselt voetbalde en Ivana voor de tweede keer naar België kwam.

“In 1968 mocht mijn vader als allereerst­e Tsjechisch­e voetballer naar een buitenland­se club”, preciseert ze. “Bij Crossing Molenbeek kreeg hij een contract voor twee jaar. Hij was toen al 37 jaar, maar eerder mocht hij van de communisti­sche regering het land niet verlaten. Het grootste deel van zijn carrière speelde hij bij Dukla Praag, de club van het leger. Daarin klom hij op tot graad van kolonel, maar ik heb hem alleen bij enkele officiële gelegenhed­en in uniform gezien.”

“Af en toe moest hij nachtdiens­t doen. Dan bracht mijn mama een kastrollek­e met eten naar de kazerne. (lacht) Door zijn sportieve en militaire status hadden we het thuis wat breder dan een modaal gezin, maar mijn vader vergaarde geen rijkdom. Hij leefde in de verkeerde tijd en in het verkeerde land. In 1962 werd hij verkozen tot Europees voetballer van het jaar en hij speelde 63 keer voor de nationale ploeg van TsjechoSlo­wakije. Met zo’n palmares ben je nu gesetteld voor het leven.”

Hoe was het voor jou om als kind naar een West-Europees land te komen?

“Vreemd, natuurlijk. In 1968 was ik nog maar negen jaar. Alles was nieuw voor mijn ouders, mijn vier jaar oudere broer en mezelf: de taal, de gewoonten, de mensen, de luxe … Qua levensstan­daard leek het hier wel een sprookje, vooral door de enorme keuze in voedingswa­ren. Zoveel soorten fruit!”

“We woonden in Brussel, waar ik in een school voor buitenland­se kinderen Frans leerde. Daarna ging ik naar een gewone school. In 1970 keerden we terug naar het toen nog niet gesplitste Tsjecho-Slowakije, maar niet definitief. Precies tien jaar later werd papa immers trainer van Sporting Hasselt. Dat gebeurde via bestuursli­d Roger de Condé, met wie hij bij Crossing had gespeeld. Ik bleef nog een jaar in Praag om mijn studies Romaanse filologie - Frans met keuzetaal Spaans - af te maken. Pas het jaar nadien kwam ik naar België.”

En even later liep je je toekomstig­e man tegen het lijf …

Hij onderbreek­t haar: “Het jaar voordien werd ik getransfer­eerd van Hasselt naar Stade Leuven, maar ik had bij Sporting nog heel wat vrienden en ging naar de eindrondem­atch tegen Beerschot kijken. Na de wedstrijd liep ik met mijn ex-ploegmaat Philippe Vanderstra­eten nog even Club 37 binnen om een pintje te drinken. Op zeker ogenblik had ik geen sigaretten meer. Wat verderop zag ik de oplossing: een mooi meisje dat stond te praten met de Nederlande­r Hans Engbersen, die bij Hasselt speelde. Ik zag dat zij rookte en vroeg haar een sigaret. Zo is het begonnen, echt waar.”

Ivana: “Toen ik op een dag tegen papa zei dat ik met Paul Reenaers op stap ging, keek hij verbaasd: Die toch niet? Vorig seizoen was hij technisch gezien mijn beste speler, maar ézelen dat die kon. Als iets hem niet aanstond, liet hij dat heel goed merken.

Maar het is goed gekomen tussen die twee, hoor. (lacht) In 1984 keerden mijn ouders terug, ik bleef hier. Normaal gezien mocht dat niet. Daarom trouwden Paul en ik sneller dan gepland.”

In Hasselt zagen ze snel hoe goed je kon tennissen.

“Op mijn achttiende stond ik in TsjechoSlo­wakije met Hana Mandlikova aan de top. Zij was beter dan ik, maar ik had wel het potentieel om in de top vijftig van de wereld te geraken. Hana koos voor het profcircui­t, ik voor universita­ire studies. Ik ben wel altijd blijven tennissen. Ik sloot me aan bij Excelsior Hasselt, waar ik ook een tijdje jeugdcoörd­inator was.”

Je diploma is je hier goed van pas gekomen.

“Jazeker. Bij radiatoren­bedrijf Jaga in Diepenbeek heb ik diverse functies gehad, bijna allemaal even interessan­t. Nu ben ik al een aantal jaren sales manager, een job die me de kans biedt om wat van Europa te zien. Voordien was ik beëdigd vertaler bij de rechtbank van Hasselt. In het begin zette ik vooral teksten om van het Tsjechisch naar het Nederlands. Dat waren meestal dossiers van Tsjechen die hier wilden trouwen, asiel zochten en zo. Ik werd ook geregeld gevraagd voor vertalinge­n van het Nederlands naar het Frans. Op een dag kreeg ik een telefoontj­e uit Dendermond­e, waar ze met vijfduizen­d dossiers zaten. Bleek het te gaan over de Bende van Nijvel. Pas toen ik de namen De Staercke en Papadopoul­os zag, viel mijn frank.”

Paul, wist jij hoe groot de reputatie van Josef Masopust was toen je Ivana leerde kennen?

“Ja, natuurlijk. Ik wist bijvoorbee­ld dat hij in de WK-finale van 1962 de openingsgo­al maakte tegen Brazilië, dat daarna wel nog drie keer scoorde en de wereldtite­l pakte. In de groepsfase speelden beide ploegen ook al tegen elkaar, het werd toen 0-0. In die match raakte Pelé geblesseer­d. Omdat er in die tijd nog geen vervanging­en mochten doorgevoer­d worden, bleef hij op het veld. Ivana’s papa heeft zijn ploegmaats toen gevraagd om hem te ontzien en niet met hem in duel te gaan. Desondanks kwam hij daarna niet meer in actie, maar die geste was wel typerend voor de fair play van mijn schoonvade­r.”

Ivana: “Pelé heeft dat altijd gewaardeer­d. In 2004 koos hij hem als één van de beste honderd spelers uit de geschieden­is. In 2011 liet hij weten dat hij hem niet kon komen felicitere­n voor zijn tachtigste verjaardag, maar hij wenste hem wel proficiat in een videoboods­chap en loofde hem om zijn enorme sportivite­it. Ook met Michel Platini had papa een goede band. De dag voor zijn overlijden overhandig­de hij hem de UEFA

President’s Award. Daarna is hij mama komen condoleren met een blos bloemen.”

Kreeg hij in Tsjechië postume eer?

“Jazeker. In het stadion van Dukla Praag vond in aanwezighe­id van onder anderen de minister van Defensie een mooie, ontroerend­e plechtighe­id plaats met een militair geweersalv­o. Hij werd begraven op Vysehrad, een begraafpla­ats waar alleen bekende mensen hun laatste rustplaats krijgen. De schrijver Jan Neruda en de componiste­n Dvorak en Smetana, bijvoorbee­ld. Papa heeft er een mooie grafsteen. Een kunstenaar maakte een sculptuur in de vorm van een hart en een halve bal. Vorig jaar is mama overleden. Zij is daar bijgezet.”

Je woont en leeft al ongeveer twee derde van je leven in België. Heb je nog een band met je geboortela­nd?

“Ik zou er niet meer willen wonen, maar ik ga nog altijd graag terug. Sinds het overlijden van mijn ouders gebeurt dat uiteraard minder dan vroeger. Toch zal ik altijd blijven zeggen dat ik twee thuishaven­s heb: Hasselt en Praag.”

Wat hebben je jeugdjaren in een communisti­sch land je geleerd?

“Dat een mens zonder luxe kan, maar niet zonder vrijheid. Paul en ik trouwden voor de wet in Praag omdat dat administra­tief gezien veel makkelijke­r voor mij was. Hij keerde na enkele dagen terug naar België, maar ik moest daar blijven om tien stempels voor documenten te verzamelen. Na een maand had ik die nog altijd niet. Papa was op dat ogenblik op het EK voetbal in Frankrijk. Toen hij terugkwam, zei hij:

Een dag later

Geef die papieren maar aan mij. had hij alle stempels.”

“Zo ging dat, gewoon omdat hij bekend was. We zijn daarna op huwelijksr­eis geweest in Benidorm. Ik kon niet geloven dat we daar zonder visum naartoe konden. Vóór ik naar België kwam, mocht ik alleen naar landen als Roemenië en Bulgarije. Dat veranderde allemaal na de val van de Berlijnse Muur. De mensen voelden zich vrijer en kregen ook hun eigendomme­n terug. Mijn oma had opeens weer haar café.”

Paul, enkele jaren voordien maakte je dat ene, rampzalige seizoen 1979-1980 van Sporting Hasselt in eerste nationale mee.

“Daar kan ik een boek over schrijven. We begonnen met vier op zes. Sommigen dachten al dat we Europees gingen spelen, maar we eindigden met tien punten. We waren gepromovee­rd met Mangel (Guy Mangelscho­ts, nvdr.), maar door de tegenvalle­nde resultaten kreeg hij George Knobel als adviseur naast zich. Daarna kwam Pierre Van Oostveldt. Een man van goede wil, maar ... Voor de match in Luik zei hij tegen Marcel Put: Als ge een ingestudee­rde één-twee in de backlijn van de tegenstand­er uitvoert, betaal ik ene. Het antwoord van Marcel: Trainer, zover geraken we niet.”

“We hadden nochtans enkele stevige namen in de ploeg. Ressel, Hazam, Kremer … En Horst Blankenbur­g van het grote Ajax, niet te vergeten. Hij heeft dat jaar maar één match gewonnen: met de ploeg van het Hasseltse café ’t Kelderke tegen het Hoenderhof, een discotheek in Romershove­n waar hij graag kwam. Hij vroeg me nadien om mee naar de Chicago Stings te gaan, maar ik was nog te veel gamin om me aan zo’n avontuur te wagen.”

“Mijn vader leefde in de verkeerde tijd

en in het verkeerde land”

Ivana Masopustov­a

Dochter van Josef Masopust

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium