78 jaar voor Beiroet overleefde René eenzelfde ontploffing
In 1942, 78 jaar voor Beiroet, maakte Tessenderlo een gelijkaardige ramp mee. Een ontploffing van driehonderd ton ammoniumnitraat, een fractie van de hoeveelheid in Libanon, verwoestte een heel dorp, met 190 doden tot gevolg. René Van Thienen (94) verloor twee broers.
In de fabriek Produits Chimiques de Tessenderloo, het latere Tessenderlo Group, lag op 29 april 1942 driehonderd ton ammoniumnitraat klaar om in stukken gekapt te worden. De kwaliteit was niet denderend, maar in oorlogstijd werd al sneller een oogje dicht geknepen. Twee arbeiders besloten om met dynamietpatronen het goedje uit elkaar te schieten. De eerste keer ging nog goed, de tweede keer, om 11.27 uur, grondig mis. De hele fabriek ontplofte, zo’n 350 huizen raakten beschadigd. Er vielen 189 doden en zo’n 900 gewonden. René van Thienen, nu bijna 95, zat op die bewuste koude lentedag in de nabijgelegen Vakschool, vandaag het Technisch Instituut Heilig Hart. Hij herinnert zich die dag alsof het gisteren was. “Plots lag ik onder mijn bank”, zegt René, destijds een 16-jarige uit een gezin van negen kinderen. “Een knal had ik zelfs niet eens gehoord. Overal was er puin. Wij zaten op het gelijkvloers, en de bovenverdieping was naar beneden gekomen. Gust, mijn broer die twee jaar jonger was, is daarbij verongelukt. Maar dat wist ik toen nog niet. De broeder die lesgaf, zei dat we moesten blijven liggen. ‘Er komen er nog’, zei hij. Hij dacht aan een bom van de Duitsers.” “Alles was donker, door het stof ”, gaat René verder. “Mijn gezicht was volledig bebloed. M’n wang, m’n voorhoofd… Eigenlijk heb ik een groot deel van de klap opgevangen voor mijn klasgenoot. Die nam trouwens toevallig vorige week nog contact met mij op. Hij wou, na zoveel jaar, nog eens afspreken. Maar door corona gaat dat jammer genoeg voorlopig niet.”
Waar is ons moe?
René zat in de klas het dichtst bij het raam. Zo geraakte hij naar buiten. Enkele klasgenootjes, die niet wisten waar naartoe, nam hij mee naar z’n thuis. Zijn ouders hadden een handelszaak, met wat voedingswaren en kolen. “Onderweg waren tal van kinderen op zoek naar hun ouders. ‘Waar is ons moe’, riepen ze. Ik zag ook de pastoor, die een stervende een laatste zalving gaf. In het kolenmagazijn trof ik mijn één jaar ou78 dere broer Louis aan. Hij moest toen al thuisblijven van school om mee te helpen in de zaak. Door de ontploffing was hij tegen de muur gesmakt. Hij leefde nog, maar was zwaargewond. Ik ben bij hem gebleven. Uiteindelijk is hij in m’n armen gestorven.” jaar geleden is het intussen, maar René vertelt het met tranen in z’n ogen. Hoe hij na zijn broer ook z’n moeder aantrof, bebloed en in shock. Hoe z’n vader, verwond aan de rug, op een ladder naar het ziekenhuis van Diest gebracht werd. “Het was één grote chaos. En toen wist ik nog niet dat Gust niet meer naar huis zou komen. Mijn oudste zus is hem later moeten gaan identificeren.”
Glassplinters
“Onder zachte dwang ben ik dan zelf ook naar het ziekenhuis van Diest gebracht”, vertelt René. “Alle ziekenhuizen in de hele regio werden overspoeld. Mijn wonden werden er wel verzorgd, maar niet zoals het moest. Later ben ik nog naar Leuven gebracht. Nog ene van Tessenderlo, zei de specialist toen ik daar aankwam. Hij heeft mij verdoofd en tal van glassplinters uit m’n kaak gehaald. Een hele tijd later, ik was ondertussen handelsvertegenwoordiger, stond ik in een winkel toen ik plots een pijnscheut aan m’n hoofd voelde. Een glasscherf was naar buiten gegroeid. Daar heb ik nog een litteken van.”
Voor Tessenderlo is er sindsdien een ‘voor’ en een ‘na’ de Ramp, met hoofdletter. Ook het leven van René zou nooit meer hetzelfde zijn. “Ik heb twee broers verloren, en een derde broer, Karel, verloor één oog. Mijn ouders zijn wel goed hersteld. Het waren kranige mensen. Ik ben nooit meer opnieuw gaan studeren. Eerst heb ik een tijd bij mijn nonkel in Hulst gewoond. En daarna moest ik helpen in de winkel, die werd voortgezet in het oude kolenmagazijn.” Hoewel de Ramp midden in de Tweede Wereldoorlog plaatsvond, kwam er toch een golf van solidariteit op gang. “Het Rode Kruis heeft veel geld en goederen ingezameld”, zegt François Van Gehuchten van het Looise Archiefen Documentatiecentrum. “Later is de schade ook erkend als oorlogsschade, en zijn er veel subsidies deze richting uit gekomen.”
Petities
In een gemeente die zo zwaar getroffen werd, zou je verwachten dat er nooit meer een chemiebedrijf komt. Toch werd de fabriek heropgebouwd. “Er werd wel een petitie gehouden om de fabriek uit het centrum te bannen”, zegt Van Gehuchten. “Maar het economische belang was groot. Zo kwam er ook een tegenpetitie van enkele winkeliers uit de buurt, die veel arbeiders als klant hadden. Uiteindelijk heeft de Duitse bezetter de knoop doorgehakt, en de fabriek zo snel mogelijk weer opgebouwd op dezelfde plek.”
“Een knal had ik
zelfs niet eens gehoord. Plots was er overal puin en alles was donker
door het stof”
René van Thienen (94),
overlevende van de ramp