Het Belang van Limburg

“Judo doet pijn. Wie er niet tegen kan, gaat voetballen”

-

“Ik heb eigenlijk geen littekens”, waarschuwt Dirk Van Tichelt (36) meteen als we aanbellen in Tessenderl­o. Maar als we twee uur later weggaan, is toch het hele menselijke lichaam de revue gepasseerd. Van bloemkoolo­ren tot judoschoud­ers, van kruisbande­n tot verrekijke­rhanden. 21 jaar topjudo heeft zijn sporen nagelaten en uiteindeli­jk ook tot zijn afscheid geleid. Het was een hardnekkig­e hernia die de bronzen-medaillewi­nnaar van Rio weghoudt uit Tokio.

Het zwarte gat is aan Van Tichelt niet besteed. Sinds Nieuwjaar is de licentiaat LO fulltime judotraine­r voor de Vlaamse U21. Zo rolt hij toch nog geregeld over de mat. Zodra corona dat toelaat, want momenteel is training met contact verboden. Maar ook dat virusje uit China krijgt Van Tichelt niet op de knieën. “Mijn vriendin is kinesiste en heeft het virus in december opgelopen toen ze moest bijspringe­n in het ziekenhuis van Geel. Negen kansen op tien heb ik het ook gehad, het kán haast niet anders. Maar ik heb niets gemerkt. Het zal een lichte vorm geweest zijn.”

Laten we beginnen met de hernia die je weghoudt uit Tokio. Hoe gaat het daarmee?

“Het is doenbaar. Ik word soms nog wakker van de nekpijn, maar vroeger gebeurde dat veel vaker. Als atleet kruip je vermoeid in bed en dan val je soms in een slechte houding in slaap. Dan zit er iets geklemd en word je wakker van de pijn. Ik hoop op nog een klein beetje verbeterin­g, zodat ik nog een aantal jaren zonder pijn training kan geven. Het probleem is dat mijn spiermassa gaat vermindere­n, en die spieren houden alles op hun plaats. Die beschermen de gewrichten. Van buiten zie je niets, maar binnenin zit er wel wat slijtage op. In judo zit je aan een gewricht te sleuren met je eigen gewicht én dat van je tegenstand­er. Dan verslijt je ook dubbel zo rap. Al valt het bij mij nog mee. Als specialist­en een MRI van mijn lichaam bekijken, zijn ze verbaasd hoe goed het er nog uitziet. Voor een topjudoka heb ik eigenlijk heel weinig blessures gehad. Ik ben van nature goed geassemble­erd, denk ik dan maar. Veel judoka’s en voetballer zwaaien af met slechtere knieën. Vloerders en klinkerleg­gers ook. Ach, wie de hele dag achter een computer zit, heeft ook zijn problemen.”

Kraakt het als je ’s morgens opstaat?

“Minder dan vroeger. Als je hard traint en je spieren ’s nachts niet helemaal kunnen recuperere­n, trekken die ’s morgens nog harder aan je gewrichten. Dat is nu weg.”

Geen uiterlijke littekens, zeg je. Ben je nooit geopereerd?

“Eén keer slechts in 21 jaar. In de herfst van mijn carrière dan nog, in 2018. Ik heb mijn kruisband gewoon zelf over getrokken. Dat is gebeurd op de laatste dag van een stage. We waren klaar, maar een jonge Sloveen wou nog graag één keer tegen mij vechten. Ik heb toegezegd, omdat het met hem altijd plezant was. Lekker hard. Ik had hem vast, wou hem in de lucht katapulter­en en trok met al mijn kracht. Maar kwak, kruisband over. Ik dacht eerst nog dat mijn fibulakop er een beetje uit was, maar de specialist maakte een scan en zag dat het mijn kruisbande­n waren. Ik ben vijf minuutjes naar buiten gegaan. Dan heb ik me herpakt en ben ik binnen gaan zeggen: maak het maar. We hebben nog vijf weken gewacht om in de fitness vollen bak spieren bij te kweken om het herstel te bespoedige­n. Dat hielp: na vijf maanden stond ik op de mat.”

‘Maak het maar.’ Dat klinkt alsof je praat over een oude auto. Zouden we hem nog maken of is

het de moeite niet meer?

“Zo was het ook. Je kan voort zonder kruismand, maar dan kan je nog moeilijk judo doen en ik wou na mijn carrière mijn kennis nog doorgeven. Daar had ik dus een kruisband voor nodig. Natuurlijk wou ik ook proberen om de Spelen nog eens te halen. Maar daar heeft Covid een stokje voor gestoken. Ik was nog niet geplaatst voor Tokio, maar ik zou het gehaald hebben. Op stage voelde ik dat. Als het op training goed gaat, komt het er op tornooien ook uit, weet ik uit ervaring. Ik zou geen overschot hebben gehad, maar ik zou Tokio gehaald hebben. Maar eerst kwam het uitstel en dan de hernia. Intussen heb ik dat gemis een plaats kunnen geven. Ik had na Rio al gezegd: ‘alles wat er nu nog bij komt, is meegenomen’.”

Wat zijn typische judoblessu­res?

“Welke niet? Judo is een sport waarbij je heel je lichaam gebruikt. Het begint dikwijls met de vingers en de tenen. Met de tenen zet je je vast in de mat, met de vingers heb je de andere vast bij zijn kimono. Kijk maar naar mijn vingers: ze staan wat krom en ik heb wat bulten. Eén ringvinger is gebroken geweest, maar dat is een heel verhaal geweest. Het gebeurde bij het begin van een stage in Japan, bij de juniors. Ik wou vastpakken en mijn vingers sloeg wat achterover. Ik voelde dat het niet goed was, maar het vliegticke­t naar huis was pas drie weken later en dus heb ik die vinger ingetapet en nog 2,5 week karakter gekweekt. Terug aan de VUB kwam ik een meisje tegen dat voor dokter aan het studeren was en stage liep. Zij heeft foto’s gemaakt en toen bleek die vinger gebroken. Ze heeft me uitgelegd hoe ik hem tussen de trainingen moest spalken, maar ik ben blijven trainen. Die vinger kan ik sindsdien niet meer helemaal plooien. Als hij toen meteen gespalkt was, was hij wellicht beter genezen. Maar dan had ik misschien geen olympische medaille gewonnen? Als je bij elk blessuurtj­e naar de kant gaat, sta je in het judo niet veel op de mat. Dan haal je geen medailles.”

Nog meer blessures?

“Polsen. Schouders Kraakbeen van de ribben gescheurd. Als ik heel hard moet lachen krijg ik

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium