“Haal je hond of kat binnen”
KOUDESLACHTOFFERS GENK/OUDSBERGEN Het dierenasiel van Genk kreeg zopas het trieste nieuws binnen dat een buitenhond het slachtoffer is geworden van de vrieskou. “Haal honden en katten binnen tot na het weekend, ook al zijn ze dat niet gewoon”, luidt het dringende advies aan baasjes.
Buitenhonden komen in deze lange winterprik vroeg of laat in de problemen, waarschuwt An Fransen van het Genkse asiel. “Haal ze daarom binnen, de gezondheid van het dier primeert nu.” En als het gedrag van de hond dat echt niet toelaat, zorg dan zeker voor de basisbehoeften: water en een droge plek die bovendien warm is en uit de wind ligt. “Maar eigenlijk zijn dat doekjes voor het bloeden. De vacht van de meeste honden is simpelweg niet dik genoeg voor zo’n lange koudeperiode. Als je hond buiten is, hou hem dan zeker goed in de gaten. Een van de eerste signalen dat een dier in de problemen komt, is wanneer het begint te rillen om het warm te krijgen. Dan is het de hoogste tijd om het binnen te brengen.” Even uitlaten om te spelen, kan geen kwaad. “Maar laat je hond daarna zeker binnen opwarmen.”
Voor buitenkatten gelden dezelfde regels. “Anders dan een hond laat een kat zelf weten als ze naar binnen wil. Zelfs de meest doorgewinterde buitenkatten trekken nu binnenshuis.” Het sterilisatieproject van zwerfkatten is on hold gezet. De katten zouden immers doodvriezen in de vangkooien.
Bevroren vijvers
In het Natuurhulpcentrum in Opglabbeek kregen ze ook al de eerste slachtoffers binnen. “Een onderkoeld reetje, een appelvink, een keep, een houtsnip... Vaak gaat het om dieren die al een beetje in ademnood zaten en nu echt in moeilijkheden komen”, zegt Sil Janssen. “Tegen eind deze week verwacht ik ook problemen voor reigers, ijsvogels en roerdompen. Het water waarin ze normaal hun prooi zoeken, is dichtgevroren.” Hoe herken je wilde dieren die door de kou in moeilijkheden zitten? “Die zijn goed te onderscheiden. Als je dichtbij kan komen, is het tijd om ons de contacteren”, zegt Janssen. Uitzondering op die regel zijn de watervogels. “Mensen denken vaak dat vogels op een vijver zijn vastgevroren, maar dat lijkt maar zo. De watervogels peddelen met hun poten om hun plek ijsvrij te houden. Voor de rest zitten ze doodstil om zo min mogelijk energie te verbruiken. Door dichtbij te komen, breng je ze juist in de problemen. Dan vliegen ze weg en dat is energieverspilling. En als ze terugkeren naar hun rustplaats, is het wak vaak dichtgevroren en kunnen ze er niet meer terecht.”
Tot slot zijn er de tuinvogels en eekhoorntjes. Die kan je helpen door voedsel te voorzien in je tuin. “Wat nootjes, granen, rotte appels en vooral vers water”, zegt Sil Janssen. “Bij het raam bijvoorbeeld, zo krijg jij er iets moois voor terug: zo’n diertje vlakbij zien eten is altijd plezant.”