Marktkramers slaan alarm: “Onze klanten durven niet meer buitenkomen”
Al 52 jaar is Bilzenaar Freddy Wijffels (74) een begrip op de Limburgse markten. Sinds zijn 23ste staat hij wekelijks met zijn kraam in Bilzen, Genk, Hasselt of Sint-Truiden. Zelf zegt hij de oudste zelfstandige marktkramer van het land te zijn. “Intussen kent iedereen mij wel, ik maak dan ook altijd het meeste lawaai. Ik ben begonnen met zeven emmers, tot de nok vol met schroeven. Daarna ben ik overgeschakeld op herenaan en dameskleding voor de grotere maten. Maar nu het einde van mijn carrière nadert, vrees ik voor de toekomst van onze stiel.”
Klanten op leeftijd
Zoals zoveel sectoren kampen ook de markten met een zware terugval door corona. “Er is nauwelijks nog verkoop”, zegt Alfred Tschernezkaja (63) van de Nationale Vrije Marktkramers Vereniging. “Vandaag verdiende ik nog geen 100 euro. Zo heb ik bijna meer kosten dan inkomsten. Velen zitten nog maar aan 40 procent van hun omzet in vergelijking met voor corona, sommigen moeten het met nog minder doen. Het probleem is dat de mensen niet meer buitenkomen. Onze klanten zijn voornamelijk mensen op leeftijd, die blijven nu binnen uit angst om besmet te raken. Jonge mensen komen alleen als toeristen kuieren, kopen doen ze op het internet. Wij met textielwaren zien daardoor zwarte sneeuw.” Dat bevestigt ook Freddy Wijffels. “De jongste tijd is het niet meer te doen. Er zijn collega’s die in één dag nog geen 50 euro binnenhalen. Daar kan je niet van leven. Sommigen doen de moeite niet eens meer om op te bouwen.
Overal staan een pak minder kramen. De kledingkramers zien het meeste af. Maar de mensen komen eigenlijk gewoon niet meer naar de markt. Als het zo doorgaat, blijven er alleen nog de vleesen viskramen over.”
Steun
Gemeenten proberen de lokale verkoop wel aan te zwengelen. De afgelopen maanden waren er heel wat initiatieven om de ambulante handelaars te ondersteunen. Wie op de Tongerse donderdagmarkt inkopen deed, maakte kans op 75 euro. Ook Sint-Truiden trekt maandelijks 2.500 euro uit om de lokale shopper te belonen. In Bilzen kunnen marktgangers dan weer stempels verzamelen voor een gratis tas (afhaal)koffie. Freddy is vol lof over die gemeentelijke initiatieven. “De gemeenten doen echt hun best om mensen te trekken. Daar valt niet over te klagen. Maar het baat niet. Door corona blijven onze klanten weg. De sluiting van de horeca speelt daar ook zeker in mee. Zolang die dichtblijft, verkopen wij stukken minder. We moeten de mensen weer buiten krijgen. Het is hier veilig in de buitenlucht.”
Opvolging
Eind maart breekt de Bilzenaar na 52 jaar zijn kraam definitief af. Dat doet hij met enige bezorgdheid. “De markt is al lang niet meer wat het geweest is. Daarvoor is de concurrentie te groot geworden. Maar ook de opvolging baart zorgen. Er komen geen nieuwe, jonge marktkramers meer bij. En dat terwijl steeds meer vedetten zoals ikzelf afzwaaien. Mijn zonen Danny en Geert staan wel nog op de markt, maar die zijn zo door mij grootgebracht. Ik ben bang voor het voortbestaan van onze sector.” De Nationale Vrije Marktkramers Vereniging ziet hetzelfde probleem rond opvolging.“Dat is al enkele jaren bezig. Nieuwe of jonge marktkramers beginnen er bijna niet meer aan, omdat er geen boterham meer mee te verdienen valt. Wie er toch bijkomt, doet dat meestal in bijberoep. Kramers met voedingswaren zullen blijven bestaan, die doen het relatief goed. Maar met andere artikelen? Ik weet het niet, er komt al maanden niets meer bij.”
Veel marktkramers draaien vandaag amper 40 procent van hun omzet van voor corona. Het water staat velen aan de lippen. “Als het zo doorgaat, blijven alleen nog de vlees- en viskramen over”, vreest Freddy Wijffels (74) uit Bilzen. “Er zijn collega’s die in één dag nog geen 50 euro binnenhalen. Daar kan je niet
van leven”
Freddy Wijffels
Marktkramer