Chinese list leidt tot brutale moord
“Moeten wij sterven, wel goed, dat de wil van God geschiede”. Met die profetische woorden richtte de Hechtelse missionaris Jan Mallet zich in een brief tot zijn overste in de zomer van 1900. Vier jaar eerder was de twintiger vertrokken naar het Chinese Keizerrijk. Gehuld in een zijden gewaad verkondigde hij er het woord Gods. Op de steppen van Binnen-Mongolië bouwde hij een missiepost waar hij weeskinderen onderwees, de zieken genas en de mis voorlas. Maar die vreedzame periode was tijdens het schrijven van de brief voorbij. Jan hield zich schuil achter de muren van zijn missiepost na onheilspellende berichten. Het keizerrijk stond in brand: Europese missionarissen, priesters en handelaars werden onthoofd, in stukken gehakt of levend verbrand. Na list en bedrog overkwam de Hechtelaar hetzelfde, hij zou net geen dertig worden.
Priester, rechter en landbouwer
Jan werd in 1870 geboren in de huidige Pater Malletstraat, vertelt voorzitster van de heemkundige kring, Marie-Louise Caris. “De familie was afkomstig uit Wallonië, vandaar de Franse naam. Het was een echte teutenfamilie, zeer verdienstelijk. Net als andere telgen van die handelaars kreeg Jan de kans om te studeren.” In 1889 belandde hij in het kleinseminarie van Sint-Truiden, waar hij al snel overtuigd raakte van het missioneringsideaal. Niet veel later trad hij toe tot de Scheutisten, missionarissen voornamelijk actief in Congo en China.
Na een priesterwijding stapte hij op een boot voor een maandenlange reis naar Shanghai. Meteen na zijn aankomst werd Jan ondergedompeld in de Chinese cultuur. Na een jaar sprak hij al een aardig woordje Mandarijn. Vervolgens trok hij naar de steppen van Binnen-Mongolië, waar hij een missiepost in Kong-Kou-Te optrok. Jan was er een manusje-van-alles. Naast priester, fungeerde hij er als geneesheer, rechter, verpleger en landbouwer. Maar na twee jaar kwam er een einde aan die vreedzame periode. Met steun van keizerin Cixi zette een geheim genootschap het Rijk in brand. Het moest maar eens afgelopen zijn met die bemoeizuchtige buitenlanders en hun gekke geloof. De vuisten der gerechtigheid of de boksers kregen hun naam door hun religieus geïnspireerde krijgskunsten. Het waren meesters van het zwaard en de vuist. Via magische rituelen kwamen ze in een soort van bloeddorstige trance waarin ze zich onsterfelijk en ontastbaar waanden. Volgens de boksers liepen er twee duivels in het keizerrijk rond: de missionarissen en de Chinese bekeerlingen. Als er niet werd ingegrepen, zouden zij een einde maken aan de Chinese tradities. Sterker nog, de keizerin verkondigde dat het niet zou regenen zolang er westerlingen rondliepen. De slachtpartij die volgde, was buitensporig brutaal. Zo’n 32.000 Chinese christenen en 500 missionarissen werden vermoord.
Rottende lichaamsdelen
Het duurde niet lang of de opstandelingen stonden voor de muren van Jans missiepost. Door de klok te luiden, had hij net op tijd de christenen in veiligheid gebracht. Gewapend met hellebaarden en zwaarden schreeuwden de boksers luidkeels “sha, sha” (‘sla dood’). Jan wierp ze vanaf de balustrade enkele medailles toe en vroeg hen wat ze wilden. Toen ze niet vatbaar voor rede bleken, liet de Hechtelaar het vuur openen op de boksers. De bestormers dropen af. In de lokale overlevering zouden Jans medailles heilige vuurballen worden.
In de hoop de rust in de streek te herstellen, ging Jan samen met pater Armand Heirman in op de uitnodiging van de hoofdmandarijn. Het was een list: Jan en Armand zouden nooit de Blauwe Stad bereiken. Ze werden brutaal gefolterd: eerst in elkaar getrapt, vervolgens onder de kar genageld en uiteindelijk door de soldaten in stukken gesneden. Terwijl Jans lichaamsdelen buiten de stadsmuren rotten, brandde zijn missiepost af. Van de christenen daar verdween elk spoor.
Hechtel was met verstomming geslagen. Jans vader Mathieu zou bijna neurotisch blijven herhalen welke gruwel zijn zoon overkwam. Hechtel zou het leven van de jonge martelaar nooit vergeten. De straat waar hij ooit geboren werd en droomde van verre landen, zou voortaan zijn naam gaan dragen. Honderd jaar na de brutale moord kreeg hij een standbeeld in het dorp. “Deze wereld heeft nood aan edele en moedige mensen. Een van hen is pater Jan Mallet”, lezen we er.
→ Heeft u zelf een tip over een straatnaam in uw gemeente?
Mail naar nieuws@hetbelangvanlimburg.be