In Tibet op zoek naar de onzichtbare sneeuwpanter
Sylvain Tesson?
“Frankrijk is een paradijs bevolkt door mensen die denken dat ze in de hel leven”, is een van zijn uitspraken die veel Fransen goed kennen. Sylvain Tesson helpt in deze barre coronatijden de Fransen dromen, zijn boeken gaan per honderdduizend stuks de deur uit. “Hij is de sjamaan van een vermoeid land”, schrijft Le Figaro of: “In een afgesloten land, verlamd door het uitzicht op ziekte en dood, brengt hij de zeewind. Wij houden van hem omdat hij ons een oud beeld van onszelf stuurt, toen we nog vrije mensen waren.” Fransen kunnen lyrisch zijn.
Tesson (49) is geen filosoof, zoals hij nu vaak wordt bestempeld, hij is een cascadeur, een stuntman die sprankelende ideeën heeft en ook nog elegant en poëtisch kan schrijven. Hij heeft kort na elkaar de Goncourtprijs, de prix Médicis en in 2019 de Renaudot (voor De Sneeuwpanter) gewonnen. De media vechten om elk woord van hem en hij staat erbij, zoals op het omslag van dit boek, met een scheve glimlach, omdat zijn gezicht half verlamd is.
Na honderden huizen, kerken en kathedralen, ook die van Antwerpen, te hebben beklommen – dat is wat een stegofiel doet – viel hij in 2015, licht beschonken, tien meter naar beneden van een banale huisgevel. “Ik was dood, mijn hart stopte die nacht twee keer met kloppen. Ik had zesentwintig breuken, waarvan vier in mijn schedel, en twee kapotte longen. Mijn rug zit vol met schroeven. Ik drink geen druppel meer.”
→
→
→
Onzichtbare dassen en panters
De bekende dierenfotograaf Vincent Munier nam hem op zekere avond mee om in een bos een stel aartsschuwe dassen te fotograferen, iets wat van de hypernerveuze Tesson veel geduld en veel stilte vergde. Later zei Munier hem: “In Tibet leeft een dier waar ik al tien jaar naar op zoek ben. Je moet enorme afstanden afleggen om het te kunnen zien. De komende winter ga ik er weer heen, ga mee.” “Wat voor dier is dat dan?” vroeg Tesson. “De sneeuwpanter”, zei Munier. “Ik dacht dat die niet meer bestond”, zei de auteur. “Dat wil hij ons graag laten geloven”, aldus de fotograaf. Drie bladzijden met kaarten laten zien waar in Tibet het boek zich afspeelt, 3.700 tot 5.000 meter