“Het is altijd een beetje schaken in zo’n finale”
14 keer al won Maaseik de Beker van België, een record. Maar de laatste bekertriomf dateert wel al van 2012. Een eeuwigheid geleden voor een topclub. Zondag krijgt Maaseik een nieuwe kans, wanneer het eeuwige rivaal Roeselare, al vijf jaar ongeslagen in de beker, in de ogen kijkt.
Zondag 12 februari 2012. Maaseik verovert zijn veertiende en voorlopig laatste Belgische beker: 3-0 tegen Asse-Lennik. Twee spelers van de huidige Maaseikse kern waren toen ook al van de partij: Jelte Maan (34) en Pieter Verhees (31), die na zeven seizoenen in Italië en eentje in Polen weer neerstreek op het oude nest. Een van de belangrijke redenen waarom de Peltenaar terug naar Maaseik kwam: prijzen pakken.
We gaan even terug in de tijd. Wat herinner jij je nog van die bekerfinale in 2012?
Pieter Verhees: “Dat was tegen Asse-Lennik, de club waarmee ik eerder een bekerfinale en een finale van de play-offs verloren had. Het was toen telkens net niet. Met Maaseik was het wel meteen raak in de beker. Een fantastisch moment.”
Coach Vital Heynen was na die finale lovend over jou. “Heel de ploeg verdient een Oscar, maar vooral Pieter Verhees. De Oscar voor doorzettingsvermogen”, zei hij toen.
“Echt? Dat wist niet meer. Mooie woorden. Daarmee verwees hij naar de enkelblessure die ik op het einde van de eerste set had opgelopen. Ik was op de voet van een teammaat geland en sloeg daarbij mijn enkel om. Ik moest naar de kant, maar werd weer opgelapt met een stevige tape. Ik heb de match zelfs uitgespeeld. Met pijn, ja. Maar de adrenaline haalde de bovenhand. Je speelt niet iedere dag voor een trofee hé. De zaal zat ook vol. Er was zelfs een bus vanuit Pelt speciaal voor mij naar Antwerpen afgezakt. Ik kon die mensen toch niet in de steek laten.”
Toen was er een bus voor jou alleen. Nu zal de Lotto Arena akelig leeg zijn.
“Ik ben er zeker van dat er, zonder corona, weer een bus vanuit Pelt was ingelegd. Een bekerfinale zonder fans... dat is balen. Ik ben het ook nog steeds niet gewoon om zonder publiek te spelen. Op moeilijke momenten kunnen de supporters je er doortrekken. Ik mis die sfeer. Zelfs wanneer het publiek volledig tegen je is. Alles beter dan lege tribunes.”
Hoe verklaar je dat Maaseik sinds 2012 geen beker meer kon winnen?
“Ik was ook verrast toen ik hoorde dat het al negen jaar geleden is. Nadat Vital Heynen vertrok, heeft de club enkele woelige jaren gekend. Het was een komen en gaan van trainers, de stabiliteit was zoek. Nu heeft de club met Joel Banks weer een coach gevonden die stabiliteit en structuur heeft gebracht. Dat zie je duidelijk terug in de resultaten van de laatste jaren.”
Banks won twee titels op rij, maar refereert telkens aan de beker als zijn grootste ontgoochelingen.
“Dat kan ik begrijpen. Er ontbreekt iets hé. Het kampioenschap is natuurlijk belangrijker, dat is de bekroning van een volledig seizoen. Maar de beker is ook een heel mooie prijs. De honger is groot. In alle geledingen van de club. Het is nu aan ons om een einde te maken aan die straffe reeks van Roeselare. Makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Met Roeselare ben je nooit klaar. We hebben dit seizoen twee keer tegen elkaar gespeeld. Ginds verloren we in de tiebreak, thuis hebben we onlangs met 3-1 gewonnen. De vorm van de dag zal alles bepalen. Onze service is zondag dé sleutel. Stijn D’Hulst is een heel ervaren spelverdeler. Als hij goede ballen krijgt, creëert hij steeds één-tegenéén situaties. Dat moeten we proberen te vermijden. We moeten hun receptielijn ontregelen, zodat die geen makkelijke ballen naar D’Hulst kan brengen.”
Wat heb je nog geleerd uit die twee wedstrijden tegen Roeselare?
“Dat Roeselare meestal met dezelfde basisploeg speelt. Al komt Mathijs Desmet wel serieus op de deur kloppen. Die gast was vorige week outstanding tegen Modena. Jongens zoals D’Hulst ken ik dan weer goed van bij de nationale ploeg. Ik ken zijn manier van verdelen. Maar hij weet natuurlijk ook dat ik dat weet (lacht). Gaat hij zijn spel wat veranderen in functie van ons of niet? Volleybal is een beetje schaken. Zeker in zo’n finale. Eén ding weet ik wel: op belangrijke momenten vallen spelers meestal terug op hun routines, op wat ze graag en goed doen.”
Maaseik en Roeselare zijn eeuwige rivalen geworden. Voel je die vijandigheid ook?
“Ik ben acht jaar weggeweest, maar voelde al snel dat er een extra spanningsveld is tussen beide clubs. Zo vond ik het heel opvallend dat de spelers van Roeselare na de eerste groepsfase van de Champions League in de media doodleuk verklaarden dat ze in de competitie nog geen weerstand hadden gekregen. Waren ze vergeten dat wij bij hen 1-2 voor kwamen en dat ze een tiebreak nodig hadden? Dat was toch een ferme steek richting ons. Nu ja, daardoor zijn we alleen maar meer gebrand om te tonen wat we kunnen. Of deze vorm van psychologische oorlogsvoering bij topsport hoort? Misschien. Al heb ik dat in al mijn jaren in Italië niet meegemaakt.”
Roeselare won vorige week tegen Kemerovo en Modena in de Champions League. Knap, niet?
“Absoluut. Al kon Roeselare wel zonder druk spelen omdat het niet meer kon doorstoten. Maar toegegeven, heel mooie overwinningen. Vooral de jonge Desmet maakte indruk.”
Zowel Roeselare-coach Vanmedegael als jullie coach beweert dat hij over de beste ploeg in jaren beschikt. Akkoord?
“Ik denk het wel, ja. Roeselare is een heel ervaren, uitgekookt team. Wat Maaseik betreft: onze kern is heel sterk in de breedte. Op bijna iedere positie is er een evenwaardig alternatief. Je moet op training knokken voor je plekje. We houden elkaar scherp.”
Roeselare heeft vorige week nog drie matchen in de Champions League gespeeld, gevolgd door een inhaalwedstrijd tegen Aalst. Jullie hebben veel rustiger naar de bekerfinale kunnen toewerken. Wat is het beste?
“Je kan dit op twee manier bekijken. Roeselare speelde topmatchen. Zorgt het voor vermoeidheid of net voor een goed ritme? Wij speelden enkel een oefenmatch. Extra rust dus. Maar daardoor werden we wat uit onze goede flow gehaald. Wat is dan het beste? Dat zal zondag blijken.”
Had je na die vroege uitschakeling in de voorronde van de Champions League nog durven
dromen dat jullie nu nog op drie fronten actief zouden zijn?
“Eigenlijk wel, ja. Die voorronde kwam gewoon te vroeg voor ons. En eerlijk is eerlijk: zelfs als we in Zwitserland gewonnen hadden, moesten we nog een poule met Trentino en Dinamo Moskou overleven om de groepsfase te bereiken. Die kans was dus erg klein. Maar ik had wel verwacht dat we zo ver zouden doorstoten in de CEV Cup.”
Hoe blik je terug op jouw seizoen?
“De start was moeilijk. Ik had wat last van de knie en liep in Zwitserland ook nog een kuitblessure op. Dat heeft me wat afgeremd. Maar intussen loopt het weer lekker. Fysiek voel ik me goed en de connectie met de spelverdeler wordt steeds beter. Al zit ik nog niet op het niveau dat ik de voorbije jaren in het buitenland haalde. Maar ik ga wel in de juiste richting. De weken van de waarheid komen er nu aan. Ik hoop dat ik dat laatste stapje dan ook snel kan zetten. Het zal nodig zijn. Want tegen ploegen als Roeselare en Sint-Petersburg moet iedereen top zijn.”
Je bulkt van vertrouwen. Tegen Aalst pakte je onlangs uit met een opslag uit stand.
“Dat gebeurt inderdaad niet vaak meer. Ik zag dat hun libero naar de grond aan het staren was. Het was een verrassingseffect. Volleybal is nu eenmaal een vertrouwensspelletje. Hoe meer vertrouwen, hoe meer je probeert.”
We gaan nog eens even terug in de tijd. In 2011/12 won je met Maaseik de titel, beker en Supercup. Daarna volgden acht jaar in het buitenland. Een mooie periode, maar met slechts één trofee.
“Het was vooral het verhaal van net niet. Met Latina zilver in de CEV Cup en de Challenge Cup. Met Modena zilver in de competitie. Dat doet pijn, dat vreet aan een mens. Zeker als het een paar keer na elkaar gebeurt. Gelukkig kon ik met Modena in 2015 wel de beker winnen. Dat maakte toch wel wat goed. Daarna heb ik vooral voor subtoppers gespeeld in Italië. Prijzen pakken zat er niet meer in. Al werd ik in 2016/17 als speler van Monza wel uitgeroepen tot beste middenman in Italië. Heel mooi. Een bevestiging voor jezelf, maar niets vergeleken met een trofee die je met de ploeg pakt.”
Mis je Italië?
“Eerlijk? Toch wel, ja. Ik speelde er zeven seizoenen. Een sterk kampioenschap. Een heerlijk leven. Een heel mooi totaalpakket. Wat niet wil zeggen dat ik spijt heb van mijn terugkeer naar België. Totaal niet. Ik word bij Maaseik super begeleid na mijn knieblessure. Dat was een van mijn prioriteiten. In Italië ben je een buitenlander. En die moet presteren. Pijn in de knie? Inspuiting en spelen! Tot je
contract op het einde van het seizoen afloopt. Je hebt last van de knie? Sorry, maar dan verlengen we
je contract niet. Je bent er maar een nummertje. Bij Maaseik word je veel meer als een mens behandeld.”
Je vriendin Edina Begic speelt nog steeds in Italië, bij Monza. Hoe moeilijk is zo’n langeafstandsrelatie, zeker nu met al die coronarestricties?
“Moeilijk, daar ga ik niet over liegen. Er zijn amper nog vluchten. En we hebben sowieso al weinig vrije weekends. Edina is drie weken geleden nog even in Maaseik geweest. Ik was met kerst een laatste keer bij haar. De komende maanden zal het heel moeilijk zijn om elkaar te zien. Zij is met Monza ook nog op drie fronten actief. We hebben allebei dus een heel druk programma voor de boeg. We wisten dat natuurlijk op voorhand. Volleybal is nu even onze prioriteit. We bellen dagelijks minstens een uur. In de zomer gaan we veel tijd met elkaar doorbrengen. Dan zullen we onze schade wel inhalen (lacht).”
Hebben jullie al een weddenschap lopen wie de finale van de CEV Cup haalt?
“No way! Monza heeft met het Servische Obrenova een veel makkelijkere loting. De kans dat Edina de finale haalt is vrij groot. Aan zo’n weddenschap ga ik me dus niet verbranden (schatert).”