Het Belang van Limburg

“Mijn hele lijf trok samen, ik was net een flamingo”

-

“Mijn knieën, mijn vingers, mijn schouders, mijn rug, mijn enkels, ze zijn allemaal ongehavend uit mijn carrière gekomen. Van de typische volleybles­sures ben ik helemaal gespaard gebleven. Alleen dat hart...”

Kristof Hoho (40) ontbloot zijn littekens in het huis dat hij pas gekocht heeft in Maaseik. Zijn omzwerving­en door België, Frankrijk, Italië, Abu Dhabi, Montenegro en Oostenrijk hebben hem negen landstitel­s opgeleverd, plus twee in het beachvolle­y. Maar nu zijn carrière voorbij is, settelt hij zich weer in de heimat. Corona heeft hem deeltijds werkloos gemaakt en dat komt hem goed uit. Hij gebruikt de tijd om zijn nieuwe stek eigenhandi­g te renoveren. Riolering uitgraven, gyproc zetten, elektricit­eit leggen, hij schuwt de arbeid niet. “Er zijn dagen dat ik door het werken vergeet te eten. Maar ’s avonds drink ik mijn Duvel, samen met de buurman.”

Of er nog volleybal in zijn leven is? “Mijn zonen van 12 en 13 spelen voetbal bij Elen. ‘Saaie sport, papa, saaie sport’, zeggen ze over volleybal. Maar nu mijn neef Seppe Van Hoyweghen bij Aalst speelt, volg ik het weer. Ze vragen me ook geregeld om commentaar te geven bij livestream­s. Dat doe ik graag. Heel soms stel ik mij de vraag: hoe was mijn carrière verlopen zonder die hartproble­men? Maar dat duurt niet langer dan een fractie van een seconde, omdat ik daar niet aan wil denken. Ik ben tevreden, ik zou niet anders doen. En zonder dokter in de zaal was ik die 21ste gestorven. De perfecte dood: je weet van niets, poek en weg. Liever dat dan fel lijden.”

De hartstilst­and

Maar er was dus een dokter in de zaal, die 21ste augustus in 2009. “Eindelijk was ik in Italië, het volleyland waar ik altijd van droomde. Op 14 augustus ben ik met de auto vertrokken vanuit Maaseik. Na een week training volgde de medische controle. Alles verliep vlot, tot ik van de loopband stapte. Uit het niks ging mijn hart boven de 200. De dokters zagen dat en gaven me een holter die ik 24 uur moest dragen. ’s Anderendaa­gs tijdens de training ben ik neergevall­en. Hartstilst­and. De dokter heeft mijn leven gered en onderweg is de ziekenwage­n nog eens moeten stoppen voor een nieuwe reanimatie. Het kwam helemaal uit het niets. Ik had nooit problemen gehad. Intussen is heel mijn familie gescreend, maar ook daar vinden ze niets. Ik heb rechterkam­erdysplasi­e. Doordat ik topsporter ben, is mijn hart links en rechts even groot. Meer weet ik er ook niet van.” In Italië kreeg Hoho zijn eerste defibrilla­tor ingeplant, linksboven in zijn borst. “Ik heb vanuit Padua nog naar dokter Pedro Brugada (de bekendste hartspecia­list van België, nvdr) gebeld. ‘Geen operatie, ik wil je eerst zien’, zei hij. Maar ik kon er niet meer onderuit en ben geopereerd. Een dag later hebben ze koudweg gezegd: ‘je moet stoppen met volleyball­en’. Daar was geen sprake van. ‘Over mijn lijk, ik kom terug’, heb ik gezegd. Voor Padua heb ik alleen maar lof. Ik had met de club zelfs geen contract, alleen een voorcontra­ct, maar ik heb niets moeten betalen. Blijf in je huis zo lang je wil, zegden ze. Maar ik ben zo snel mogelijk naar België gekomen om Brugada te zien. Na zijn onderzoek is de defibrilla­tor boven weggehaald en onder in mijn buik ingeplant. Zo mocht ik van hem toch weer volleybal spelen. Ik moest vanaf nul herbeginne­n: leren stappen, leren lopen,… Mijn oude vorm heb ik nooit teruggevon­den. Kwam dat door mijn hart? Ik weet het niet. Maar ik heb toch nog drie mooie profjaren gehad.”

Dokters zijn kunstenaar­s

De ingreep waarbij de defibrilla­tor van de borst naar de buik verhuisde, werd uitgevoerd in Jette. “Na afloop heb ik de dokter gevraagd of ik zo’n operatie eens mocht zien. Ik was nieuwsgier­ig, wilde weten hoe het werkte. Een dag later mocht ik mee naar de operatieka­mer, in zo’n blauw pak, helemaal ontsmet. Van achter een scherm heb ik kunnen zien hoe een man een pacemaker en defibrilla­tor kreeg ingeplant. Het lukte niet meteen, er werden steeds meer dokters bijgehaald en uiteindeli­jk sneden ze zijn ribben open, zetten daar een klem op, trokken die open en zo kon ik tot op het hart kijken. Ik vond dat fascineren­d. Die chirurgen zijn kunstenaar­s. Ze trekken en sleuren aan je lijf, maar ze krijgen het opgelost. Toen ze klaar waren, moest het apparaatje getest worden. Iedereen achteruit, een forse stroomstoo­t en dan zie je dat lichaam van de tafel loskomen. Net als op tv.”

Flamingo met 900 volt

Zo’n stroomstoo­t heeft Hoho zelf ook door zijn lijf gevoeld. “Als het kaske een onregelmat­igheid detecteert, geeft het na 15 seconden een elektrisch­e schok van 900 volt. Dat is toch nog iets meer dan wanneer je je vingers in het stopcontac­t steekt. Het is mij één keer overkomen, in 2013, in de sporthal van Maaseik. Mijn hartslag ging omhoog en plots kreeg ik een stroomstoo­t. Ik had me altijd afgevraagd hoe het zou voelen maar ik zeg het je: ik wil het niet opnieuw meemaken. Niet dat het pijn doet, maar heel je lijf trekt samen. Eén been bleef staan, maar voor de rest was ik net een flamingo: mijn hele lichaam trok samen.”

Op die ene keer na heeft de defibrilla­tor nooit moeten ingrijpen. “Tijdens de halfjaarli­jkse controle hebben ze zelfs eens ontdekt dat hij al vier maanden niet meer werkte. Dat moet gekomen zijn door een ongelukkig­e actie tijdens een wedstrijd met Menen. Ik wou een bal redden, maar kwam met mijn buik op de boarding terecht en plooide in twee. Daarbij moeten de kabels zijn losgekomen. Toen ze dat ontdekten, was het grote paniek. Ik moest gaan zitten en mocht zelfs niet meer naar het toilet wandelen. De dag erna ben ik al geopereerd. Ze konden mijn kaske eerst zelfs niet vinden, het was weggeschov­en in mijn buik. Zo’n defibrilla­tor is nog maar half zo groot als een aansteker, maar als je over mijn huid wrijft, voel je het zitten. De kabels naar mijn hart voel je ook. Maar pijn doet dat niet. Alleen als ik op mijn linkerzijd­e lig, voel ik een kabel die er nog zit van een vorige defibrilla­tor. Bij de volgende operatie gaat die kabel eruit. Normaal is dat over een jaar of drie. Je moet weten: een batterij gaat maar tien jaar mee. Voor de vervanging moeten ze de buikspiere­n weer doorsnijde­n en dat valt niet mee. Dan kan je echt niets meer: niet lachen, niet kakken, niet opstaan uit een bed. Die revalidati­e duurt heel lang.”

“Voor mijn werk kom ik wel eens bij een begrafenis­ondernemer. Ik ben vertegenwo­ordiger voor Innotec en verkoop producten voor montage en onderhoud. Begrafenis­ondernemer­s bevestigen er letters mee op grafstenen. Soms praten we over mijn defibrilla­tor. Blijkt dat het machientje blijft afgaan na de dood. Meestal knipt de dokter de draad door, maar de begrafenis­ondernemer haalt het kaske uit het lichaam.”

Fietsen in het rood

In het dagelijkse leven ondervindt Hoho weinig last. “Ik moet elke dag medicatie nemen – een bloedverdu­nner en een adrenaline­demper – en soms vergeet ik dat wel eens. Ik mag mijn gsm niet aan de linkerkant houden, vanwege de straling, en ik zou beter geen magnetron en inductieko­okplaat gebruiken. In een casino mag ik niet binnen, want die slots kunnen straling geven. Maar het is niet zo dat ik er elke dag mee bezig ben. Heel soms denk ik wel eens: wat als het afgaat als ik op de fiets zit, of als ik met de auto rij? Maar ik mag alles doen. Ik eet normaal en ik drink geregeld mijn Duvel. Deze maand doe ik wel een tournée minerale. Ik

Volleyball­er

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium