“Coaches zitten met veel vragen”
Lenja Swinnen Sportpsychologe
“De impact van trainers is immens. Daarom is het belangrijk dat kinderen ook weten waarom een coach iets zegt.” Dat zegt Lenja Swinnen. De Lummense sportpsychologe is één van de sprekers tijdens de marathonsessies van de Vlaamse Trainersschool (VTS).
“Corona is een extra stressfactor voor kinderen en jongeren.”, vervolgt Swinnen. “Hierdoor wordt het voor sommige kinderen te veel, waardoor stress toeslaat. Vaak komt dit bovenop persoonlijke problematieken of een moeilijke thuissituatie.”
“In de sport heeft de coronacrisis vooral een invloed op het leven van tieners. Zij waren hun uitlaatklep kwijt. Trainen of wedstrijden betwisten was plots niet meer mogelijk. En oudere sporters zagen hun ambities gekelderd. Want hoe kan je je bewijzen zonder wedstrijden? Of erger nog, je krijgt het gevoel dat alles afhangt van die paar confrontaties die in de komende maanden volgen.”
Welke rol speelt de trainer daarin?
Swinnen: “De impact van trainers is immens. Ik merk dat coaches met veel vragen zitten. Terecht, want zonder reflectie,blijft het risico bestaan dat trainers louter het gedrag van hun eigen coaches zullen kopiëren. Het is knap dat VTS een reeks webinars organiseert om aan die vraag tegemoet te komen.”
De turnsport kwam de afgelopen maanden negatief in het nieuws door de harde trainersstijl, die wel resultaten opleverde. Maar wat maakt een goede trainer?
“Een goede trainer durft zichzelf in vraag te stellen, want wat voor de ene werkt, heeft een averechts effect op de andere. En inzicht in de psychologie van het kind kan trainers daarbij helpen. Zo kan men een eigen stijl ontwikkelen, die meer aangepast is aan de tijddan geest en aan de noden van de jonge sporter.”
Sport betekent ook emoties en frustraties. Hoe ga je daarmee om als trainer?
“De emotie van het kind erkennen is echt belangrijk. Kinderen zijn soms teleurgesteld, boos of angstig tijdens het sporten. Een jongetje dat veel scoringskansen miste, is misschien wel bang om nog op doel te trappen. Het is belangrijk dat een coach die angst erkent. Het is nog vaak de gewoonte om als trainer of ouder te zeggen dat is niet erg of wees er niet bang voor. Het kind krijgt dan de boodschap wat jij voelt, is niet ok of nog je hebt het recht niet om bang te zijn. Je kan dat anders aanpakken. Zeg bijvoorbeeld ik begrijp dat je bang bent. Hiermee erken je de emotie. Het kind voelt zich begrepen en dit is meteen een eerste stap om de angst te overwinnen.”
Tierende coaches naast de zijlijn zijn gelukkig een uitzondering. Waarvan ben je je als coach best bewust?
“Woorden doen er toe. Niet enkel wat, ook hoe je iets zegt geeft blijk van intentie. Daarbij stel je je best de vraag welk doel heb ik voor ogen. Als een kind echt ondermaats presteert, dan moet een coach daar iets van zeggen. Roepen, tieren, schelden zijn geen oplossing. Niemand werd ooit beter van hey pannenkoek. Wat draagt wel bij tot wat je wil bereiken? Geef instructies door uit te leggen wat het kind best wel doet. Lukt dat niet, dan ga je het gesprek aan. Zo probeer je de reden te achterhalen waarom het niet lukt.”
Heb je nog een tip voor trainers?
“Ik kwam nog geen trainer tegen zonder de intentie om een speler beter te maken. En net daarin schuilt het gevaar. Coachen doe je immers met hart en ziel. Gelukkig maar. Maar het is wel belangrijk voor een kind om de intentie van de coach te vatten. Een kind moet dus weten waarom een coach iets zegt. Een woordje extra uitleg verhelpt al veel misverstanden. Zo is er ook een precair evenwicht tussen verbeterende feedback en positieve feedback. Uiteraard moet een kind te horen krijgen hoe het een betere afsprong kan maken in de turnzaal of welke looplijn hoort bij een bepaalde positie. Maar daarbij mag een coach zeker de stappen die de kinderen zetten belonen. Je moet vooruitgang bij het kind niet enkel zien maar ook benoemen. Dat kan de zin om er voor te gaan enkel vergroten.”