Vakbonden voeren actie over loonmarge: “Loonnormwet moet versnipperd worden”
“De wet van 1996 die het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen moet vrijwaren, moet door de papierversnipperaar.” Dat zegt Jean Vranken, voorzitter van ACV Limburg naar aanleiding van de onderhandelingen over een interprofessioneel akkoord.
Nadat de onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden over een nieuw interprofessioneel akkoord woensdag waren afgesprongen, werd gisteren op heel wat plaatsen door de vakbonden actie gevoerd. Inzet was de loonmarge die door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven werd vastgelegd op maximum 0,4 procent. Dat betekent dat de lonen in de privésector dit en volgend jaar maximum met 0,4 procent mogen stijgen boven de indexaanpassing. Voor de vakbonden is dat een aalmoes. De loonnorm is een onderdeel van de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. De wet regelt de maximaal beschikbare marge voor de ontwikkeling van de loonkosten op basis van de evolutie in Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Voor de vakbonden is de wet steeds meer een steen des aanstoots. “De bedoeling van de wet is om de concurrentiepositie en de tewerkstelling in België te beschermen”, zegt Jean Vranken van ACV Limburg. “Maar dat doet ze niet. In werkelijkheid zorgt de wet ervoor dat de werknemers hun rechtvaardig deel van de gestegen welvaart niet krijgen. Door de verstrenging van de wet in 2017 wordt de beschikbare marge nog verminderd.”
“Niet eerlijk”
Jean Vranken blijft wel een voorstander van het interprofessioneel akkoord. “Het beperkt de verschillen tussen de sectoren en het zorgt voor meer solidariteit omdat er minimumrechten bepaald worden voor alle werknemers. Bovendien is er naast de lonen ook aandacht voor andere thema’s zoals telewerk, mobiliteit, vorming, de combinatie van arbeid en gezin enzovoort.”
Maar de manier waarop de loonnorm tot stand komt, raakt volgens Vranken kant noch wal. “De wet maakt immers geen eerlijke vergelijking met de buurlanden. Zo wordt er geen rekening gehouden met de productiviteit, die in ons land hoger ligt. Bij de berekening wordt ook geen rekening gehouden met fiscale loonsubsidies en sociale kortingen die de loonkosten in België sterk doen dalen. Er wordt gedaan alsof die kosten nog altijd betaald moeten worden. Bovendien wordt er ook geen rekening gehouden met de taxshift. Men vergelijkt de lonen in het buitenland met een fictief soort loon in België.”
Werkelijkheid
De loonwet van 1996 heeft volgens Vranken niets vandoen met de realiteit. “Het is zinloos om verplicht één norm op te leggen. De coronacrisis maakt dit nog meer dan anders duidelijk: sommige sectoren presteerden zeer sterk en boekten veel winst, andere zijn volop herstellende. Bovendien was het tijdens het coronajaar onmogelijk om een degelijke vergelijking met de buurlanden te maken.”
In de plaats van een maximummarge pleit Jean Vranken voor een indicatieve loonmarge. “Zodat we in vrijheid over de beste loonsverhogingen kunnen onderhandelen. Sectoren die goed geboerd hebben, kunnen dan over de loonmarge gaan, andere blijven eronder. Voor ons moet de loonnormwet hoe dan ook door de papierversnipperaar.”
“In werkelijkheid zorgt de loonnormwet ervoor dat de werknemers hun rechtvaardig deel van de gestegen welvaart niet krijgen” Jean Vranken Voorzitter ACV Limburg