“Het gender van iemand interesseert me vrij weinig”
Ze droomt “dat we mogen zijn wie we zijn”. Lois Ramaekers (12) poseert met haar regenboogvlag voor de reeks Dromedaris van fotografe Joke Timmermans. “Hét symbool voor gelijkheid”, zegt Lois uit Alken, naar aanleiding van de Werelddag tegen Homofobie op 17 mei.
“Ze pesten mijn vrienden omdat ze zwart zijn, mijn transgendervriend krijgt te horen dat hij raar is, en de moslims in mijn klas worden door andere kinderen terroristen genoemd. Die onverdraagzaamheid maakt me kwaad.” De eerste zinnen bij de foto van Lois Ramaekers (12) voor het project Dromedaris, komen binnen. De Hasseltse Joke Timmermans fotografeert kinderen, en laat hen vertellen over hun dromen. Wekelijks lanceert ze een dromer via haar sociale media. Niet enkel de droom van Lois valt op. Ook haar foto: mét regenboogvlag. Bewust gekozen, door Lois zelf.
Psychologie
Lois zit in het eerste middelbaar aan Kindsheid Jesu in Hasselt. “Het eerste middelbaar is heel algemeen, maar in het derde wil ik Humane Wetenschappen gaan doen”, vertelt ze. “Het gedrag van de mens interesseert mij heel erg. Hoe het menselijk brein in elkaar kan zitten. Vroeger wilde ik rechten studeren. Ik wilde advocaat worden. Maar heel weinig advocaten mogen daadwerkelijk pleiten in de rechtbank. Dan is mijn interesse in psychologie gegroeid. Ik wil er later iets mee doen: als psycholoog, of als psychiater werken met veroordeelden bijvoorbeeld. Liefst zwaarder veroordeelden. Dat heeft weer te maken met het gedrag van de mens: hoe is het zover gekomen? Ik geloof dat een mens een mens blijft, en dat het niet oké is om te verwachten dat een mens perfect zou moeten zijn.”
Lois klinkt ontzettend matuur voor haar leeftijd. “Ze praat me nu al onder tafel”, glimlacht mama Sofie. “Ik vind het leuk om met volwassenen mijn beeld van de wereld te bespreken”, zegt Lois. “Dat gaat niet met de meeste kinderen. Mijn vrienden zijn alle rare kinderen die op school rondlopen, die dat wél leuk vinden. In een vriendschap is het belangrijk dat je niet over alles dezelfde mening hebt. Anders heb je enkel banale dingen om over te praten.”
Onzekerheden
Lois heeft een heel sterk rechtvaardigheidsgevoel. “Dat zat er bij mij al heel jong in”, zegt ze. “In de kleuterklas ook al. Als een kind uit mijn klas iets discriminerend zegt over iemand anders, dan kan ik heel luid reageren. Mijn zwarte vriendin werd als kleuter al gediscrimineerd door andere kinderen, en dat kan nog steeds gebeuren. Vorige week waren zij en een jongen bij ons op school elkaar op een grappige manier aan het plagen. Hij heeft ros haar, en ze zei uiteindelijk: ginger. Wat op zijn haarkleur wijst. Maar hij antwoordde met het n-woord. Het n-woord dat gebruikt wordt tegen zwarte mensen”, zegt Lois verontwaardigd. Zelf spreekt ze het woord niet uit. “Er is een verschil tussen zeggen dat iemand zwart is, of een woord gebruiken dat verwijst naar het feit dat het vroeger slaven waren”, legt ze uit. “Een woord dat gebruikt wordt om mensen enorm te kleineren.”
Gender
Voor de foto poseert Lois met een regenboogvlag. Haar regenboogvlag, die al een tijdje op haar kamer hangt. “Ik vind de pride-vlag een belangrijk symbool van gelijkheid”, zegt ze. “Voor mij gaat dat heel ver, niet enkel over LGBTQ. Ik heb nooit echt wakker gelegen over het feit of ik op jongens of meisjes val. Het gender van iemand interesseert me vrij weinig: ik val op een persoon. Al wil ik er eigenlijk zelf geen label op plakken. Wat ik raar vind: iedereen is hetero tot het tegendeel is bewezen. Kinderen zouden gewoon kinderen moeten kunnen zijn, en niet constant door oma of tante worden aangesproken: heb je al een vriendje? Die vraag heb ik zelf vaak gekregen. Als een zesjarige tegen haar mama zou zeggen: moeder, ik ben lesbisch. Dan zou de mama zeggen: daar ben je te jong voor. Als ze zou zeggen: moeder, ik heb een vriendje. Dan reageert de mama: en wat is zijn naam?”
Zwarte schaap
Lois heeft een mening, en durft daarvoor uitkomen. Ook op school. “Ik wil mezelf niet verstoppen, omdat ik dan het zwarte schaap zou zijn”, zegt ze. “Er is een kind dat nogal homofoob en transfoob is. In het begin van het jaar duwde hij mij wel eens tegen de kapstokken, en gebruikte hij bepaalde woorden. Het interesseert me weinig wat andere kinderen zeggen. Op een dag gaan ze ouder worden, naar hun eigen kinderen kijken, en spijt hebben van wat ze hebben gezegd. We worden geboren zonder onzekerheden, zonder haatdragende gevoelens naar wie dan ook. Dat wordt er gewoon ingepraat. Tegen de leeftijd van zes jaar zijn er al kinderen die hun oogkleur niet mooi vinden, of het niet mooi vinden dat ze een tand hebben die wat scheef staat. Dat maakt toch niet uit. Dat is er door andere kinderen, of zelfs door volwassenen ingepraat.”
“Mijn grote droom? Dat mensen zich met hun eigen leven bemoeien”, besluit Lois. “Dat ze het niet erg zouden vinden als iemand meer pigment in z’n huid had. Smallere ogen heeft. Of dunner of dikker is, of wat dan ook is. Dat het niet uitmaakt met wie je kinderen thuiskomen. Of met niemand willen thuiskomen. Dat iedereen mag zijn wat ie wil.”
“Mijn grote droom? Dat mensen zich met hun eigen leven bemoeien. Dat iedereen mag zijn wat ie wil” Lois
“Als een kind uit mijn klas iets discriminerend zegt over iemand anders, dan kan ik heel luid reageren” Lois