Na Patro en Standard kwam deze week ook godbetert Rupel Boom in Amerikaanse handen. Waarom Amerikanen verlekkerd zijn op Belgische clubs
Rond de jaarwisseling werd Patro Eisden overgenomen door de Amerikaanse investeringsgroep The Common Group, goed voor de vierde overname in nog geen tien jaar tijd. In maart raakte bekend dat het financieel geplaagde Standard in handen kwam van 777 Partners, ook afkomstig uit de VS. En deze maand werd eerste amateurclub Rupel Boom de volgende die onder de Amerikaanse vlag uitkomt. Daar zwaait nu zakenman Nathan Crockett de scepter.
Vanwaar plots die interesse uit Amerika?
Thomas Peeters: “Laat het duidelijk zijn dat Belgische clubs niet enkel bij Amerikanen gegeerd zijn, maar bij elke investeerder die een opportuniteit zoekt in het voetbal. Kijk maar naar het aantal clubs in 1A en 1B dat in buitenlandse handen is. België is nog relatief goedkoop in vergelijking met andere landen. In Engeland bijvoorbeeld moet je miljarden neertellen als je een traditieclub wil overnemen. In ons land zijn clubbestuurders vaak zelf op zoek naar overnemers. Er liggen dus kansen.”
Wat maakt Belgische clubs zo interessant voor buitenlanders?
“Het succes van de Rode Duivels speelt deels mee. Dat heeft België op de wereldkaart van het voetbal gezet. Daarnaast gaat het vaak om overnames van traditieclubs.
Clubs die over een grote achterban beschikken, maar door omstandigheden niet langer winstgevend zijn. De betrachting is om die clubs opnieuw financieel gezond te maken, ze naar hun oude niveau te tillen en met meerwaarde te verkopen. Vergelijk het met de renovatie van een oud huis. Union is een goed voorbeeld. Noem ze maar een light-versie van PSG, dat eveneens onder zijn potentieel presteerde toen de Qatarezen in 2011 de club overnamen.”
Moeten we er niet meer achter gaan zoeken als buitenlanders zich gaan inmengen in amateurclubs als Patro en Rupel Boom?
“Het zal niet de missie van Nathan Crockett zijn om zich populair te maken in de Rupelstreek, net zomin The Common Group de banden met de supporters in het Maasland wil aanhalen. Supporters moeten zich geen illusie maken, het Amerikaanse model in de sport is gebaseerd op geld verdienen. Standard is overgenomen door een investeringsfonds, die zijn per definitie op zoek naar rendement. Dat kan je halen bij een club die je goedkoop kan overnemen en die het potentieel heeft een topclub te zijn.”
Klinkt mooi op papier, maar is die doelstelling ook realistisch?
“Als je voldoende geld en geduld hebt, kan je wel degelijk winst boeken. Zo deed Roman Ambramovic het ook bij Chelsea. Maar inderdaad, je kan je afvragen of zo’n scenario voor Patro Eisden of Rupel Boom wel haalbaar is. En zelfs voor Standard. In België zijn de plaatsen aan de top immers beperkt. En er gaapt nog een grote kloof tussen de Europese top en 1A. Om over eerste amateurliga nog maar te zwijgen.”
Moeten we nu dan blij zijn omdat er geld in deze noodlijdende clubs gestoken wordt of droevig zijn omdat de eigenheid van de clubs verdwijnt?
“Moeilijk om daar een antwoord op te geven. Omdat we niet weten waar we met ons voetbal heen willen. Willen we meer betekenen in Europa? Dan moeten we naar minder clubs en naar de oprichting van de BeNeLiga. Maar willen we dat wel? Of willen we het gezellig houden met 18 clubs in 1A? Enerzijds is het positief dat clubs dankzij buitenlands geld kunnen overleven en dat zo de concurrentie stijgt. Als Standard opgewaardeerd wordt, is dat goed voor de competitie. Anderzijds verdwijnt met buitenlandse eigenaars de lokale verankering. Er bestaan ook geen regels omtrent buitenlandse inmenging, waardoor dit alomtegenwoordig is.”