Limburg is een voorbeeld voor Wallonië
Limburg was eerst een excuus voor de Walen. Om hun economische zwakkere prestaties te verschonen. Dit hoorde ik jarenlang van allerlei politici: “Wij, Walen, hebben een op steenkool gebaseerde oude industriële traditie zoals Noord-Frankrijk, Engeland en Limburg. Die streken hebben het tot de dag van vandaag moeilijk. De omschakeling naar moderniteit is overal lang. In vergelijking doen we het echt niet slecht.” Maar als we de cijfers bekijken is Limburg als excuus nogal kort door de bocht van Laren. Uw provincie doet het nog altijd iets minder goed dan de rest van Vlaanderen, maar veruit beter dan alle Waalse provincies, op WaalsBrabant na, dat geen industrieel verleden heeft. Sleutel van het Limburgse succes: één doel, één visie, van het Toekomstplan tot het SALK. Daarentegen missen de opeenvolgende Waalse relanceplannen coherentie: het blijft te veel “voor elk wat wils” voor elke coalitiepartij en subregio.
Limburg is in Wallonië ondertussen tot een voorbeeld uitgegroeid. Zo gaan we (eindelijk) twee nationale parken openen: één langs de Semois, het andere aan de Lacs van l’Eau d’Heure rond de gelijknamige stuwdam, het grootste merengebied van België. Waals minister Céline Tellier (Ecolo): “Ons model is het Nationale Park Hoge Kempen dat in 2006 is opgericht. Zoals in Limburg mikken we op een harmonieuze mix tussen de bescherming van de natuur en de ontwikkeling van toerisme.” Door het reliëf komen er bij ons bijvoorbeeld verschillende hangbruggen “zoals in de Himalaya” (sic). En de kustlijn rond de meren van l’Eau d’Heure (60 km) is bijna even lang als die aan onze Noordzee (66 km). In Wallonië is er echter veel minder volk dan aan zee en de prijzen van de parkings en de horeca zijn schappelijker: een cola kost maar 35 euro in de zeer chique Beach Club van Froidchapelle. Hoe leuk het ook is, Wallonië gaat 17 jaar later dan Limburg van start met zijn nationale parken. Het werd tijd. Toeristen overnachten nog altijd 35 procent meer in Limburg dan in de provincie Luxembourg. Een andere Limburgse uitvinding inspireert Wallonië: de fietsenknooppunten, les points noeuds. Er zijn er bij ons steeds meer, vooral aan de taalgrens maar ook in Chimay en bij de Semois. Een fietsparadijs worden we stilaan ook, met pieken en dalen dan wel, de Eden moet je verdienen. Wallonië heeft in elk geval nog veel te leren van Limburg. Een Maasmechelen Village hebben we nog steeds niet, ondanks pogingen in Farciennes en Verviers. Door ons imago van minder ondernemende streek wat Limburg al lang niet meer heeft - en onze slechtere talenkennis zien we de buitenlandse investeringen kelderen. Min 42 procent in Wallonië in 2022, terwijl heel Vlaanderen met 13,5 procent steeg. En vooral: de “Limburge spirit” missen we, het tous-ensemblegevoel dat wonderen verricht. Om mijn eerste Limburgse woorden ooit te gebruiken: Dao geit niks boave.