Nestor redt dodenhuisje op kerkhof van ondergang
Hij wilde niet dat het vervallen dodenhuisje op het kerkhof van Kozen zou instorten. En dus stelde Nestor Appeltans (60) zelf voor om het te restaureren. Samen met zijn collega’s van de technische dienst knapte hij het huisje tussen hun uren door op. “Het was precies mijn eindwerk. Nu kan ik op pensioen”, lacht hij.
Al tientallen jaren staat er een klein stenen gebouwtje op het kerkhof van Kozen. Het was volledig in onbruik geraakt en stond bijna op instorten. “Ik ben naar de schepen gestapt met het voorstel om het op te knappen”, vertelt Nestor Appeltans (60), die bij de technische dienst van de gemeente Nieuwerkerken werkt. “Ik wilde vermijden dat het zou instorten.” Nestor vlooide zelf de hele geschiedenis van het huisje uit. “Vroeger stond op deze plek een kerk”, vertelt hij. “Dit dodenhuisje was eigenlijk een zijbeuk. Honderd jaar geleden werd de kerk afgebroken. Daardoor moesten ze in Kozen een apart gebouw op het kerkhof zetten als dodenhuisje. Twee muren van de zijbeuk bleven daarom staan. De oude deur van de kerk, stenen en houten balken werden opnieuw gebruikt voor dit dodenhuisje.”
Schijndood
In het huisje werden mensen na hun overlijden opgebaard. “Er bestond een grote vrees voor schijndood”, legt Nestor uit. “Daarom mochten mensen pas na 36 uur begaven worden. Ook werden mensen die verongelukten hier opgebaard. Maar sinds de Tweede Wereldoorlog kwamen er overal funeraria en raakten dodenhuisjes zoals deze in onbruik. De laatste keer dat hier iemand opgebaard werd, was toen een chauffeur van een transportfirma hier overleed, rond het jaar 1965.”
Meer dan een halve eeuw stond het huisje dus leeg. “Ik ben blij dat we van de gemeente toestemming kregen om het op te knappen”, vertelt Nestor, die daarvoor de hulp kreeg van zijn collega’s van de technische dienst. “We deden het tussen onze normale taken door en zijn er meer dan een jaar mee bezig geweest.”
Initialen
Voor de restauratie werd zo veel mogelijk materiaal hergebruikt. “De voorgevel was in een te slechte staat, die moesten we opnieuw metsen”, vertelt Nestor. “De dorpel is nu gemaakt van blauwe steen, die werd gerecupereerd van de kerk in Nieuwerkerken. Daar heb ik ook een aantal boordstenen uit laten zagen. De hoekstenen zijn dan weer van kalksteen. Die waren na de afbraak van de kerk in Kozen al hergebruikt als trap, maar nu liet ik ze verzagen om ze te gebruiken als boordstenen voor de deur.” Boven die deur heeft Nestor ook een jaartal aangebracht. 1763, het jaar dat de originele kerk gebouwd werd. Wie goed speurt, vindt ook ergens de letters N.A. terug, de initialen van de restaurateur. “Niet alles kon met oude materialen hersteld worden, zoals het nieuwe dak”, aldus Nestor. “Het hout voor het dak werd geschonken, de leien kocht de gemeente zelf aan. Maar we hebben ook hout gerecupereerd. Zo is het grote kruisbeeld aan de zijgevel opnieuw gemaakt van houten planken die de gemeente nog ter beschikking had.”
Oude sleutel
Nestors collega Gino Vonck herstelde de Jezusfiguur. “Dat heeft hij heel knap gedaan”, zegt Nestor. “Ook de deur werd opnieuw gemaakt, maar volledig uit gerecupereerde houten planken. En we hebben daar de meer dan 200 klinknagels uit de originele deur opnieuw ingeslagen, best veel werk. Ook het slot is origineel. Daar hangt een bijzonder verhaal aan vast. Via de kleinzoon van de laatste koster konden we de oude sleutel van de kerk recupereren. En dat na meer dan honderd jaar. Met dit gerenoveerde dodenhuisje blijft er toch een stukje geschiedenis bewaard in Kozen. En mijn eindwerk is daarmee geslaagd, dus ik kan met een gerust hart met pensioen.” (lacht)