Het Belang van Limburg

“Op verkenning in Leuven geweest, maar ik vond de aanpak in Hasselt origineler”

- Miranda Gijsen

In 1969 trok Georges Pijpops vanuit Diest richting de Economisch­e Hogeschool Limburg (EHL) in Hasselt. De EHL had op dat moment net haar eerste academieja­ar achter de rug. “Ik was de enige in mijn klas die richting Limburg trok om economie te gaan studeren”, blikt Georges terug. “Toegegeven, ik ben ook op verkenning in Leuven geweest. Maar ik vond de aanpak in Hasselt origineler. Misschien is mijn keuze ook beïnvloed door de manier waarop we werden onthaald op de infodagen. In Hasselt waren ze enthousias­t om nieuwe studenten aan te trekken, in Leuven was het argument ‘wij zijn de grootste, kom maar bij ons studeren’.” Van een campus was op dat moment nog geen sprake. “We kregen les in een samenraaps­el van lokalen die vrij waren op de handelssch­ool aan de Elfde Liniestraa­t. We waren met iets minder dan 100 studenten en veel jonge, enthousias­te proffen”, herinnert Georges zich. “Het was nog een beetje zoeken in die tijd, ons onderwijss­ysteem is toen om de tien weken veranderd. (lacht) Soms kreeg je een evaluatiet­oets, die dan achteraf toch niet meetelde omdat de hele groep ondermaats had gescoord.”

Agora

In 1972 startte echtgenote Agnes nog in Hasselt, maar in september 1973 verhuisde de EHL naar de gloednieuw­e campus van het Limburgs Universita­ir Centrum (LUC) in Diepenbeek. “Dat waren spannende tijden”, weet Agnes. “We waren ontzettend enthousias­t over die eigen campus, waar naast studenten economie ook studenten wiskunde, natuurkund­e, scheikunde, biologie, tandheelku­nde en geneeskund­e naar de les trokken. De agora was de ontmoeting­splek bij uitstek. Daar heb ik vriendinne­n voor het leven gemaakt. Met de meidengroe­p gaan we nog elk jaar op pad.”

Agnes en Georges leerden elkaar kennen op een bijeenkoms­t van EHL-afgestudee­rden. “Waar de UHasselt al goed voor is”, lacht Agnes. “Toen ik in 1976 afstudeerd­e, had ik nooit gedacht dat ik ooit samen met mijn man een drukkerij zou overnemen. Op dat moment was er van Georges ook nog geen sprake, we kregen pas verkering in 1979.”

“Mijn vader Cyriel heeft de drukkerij in 1947 opgericht, ik ben dus opgegroeid tussen de drukpersen”, vertelt Georges. “Als jonge knaap zette ik graag letters, dat ik later zelf in de drukkerij zou gaan werken, was toen al duidelijk.” Vandaag staan ook dochters Tine en Lize mee aan het roer van drukkerij Atlanta. “Dat lijkt misschien voor de hand liggend, maar zo zagen we dat zelf niet toen we 18 waren”, vertelt Lize. “Het was ook absoluut niet de reden waarom we economie wilden studeren. We wilden vooral alle opties openhouden.”

Onderwijsc­oncept

“Ik hield van wetenschap­pen en wiskunde en heb uiteindeli­jk voor handelsing­enieur gekozen, Lize voor TEW”, gaat Tine verder. “Het pende

Georges Pijpops len naar Diepenbeek was makkelijke­r dan naar Leuven, maar ook het tienwekens­ysteem, les in kleine groepen en de studentenb­egeleiding hebben meegespeel­d in die keuze. Dat onderwijsc­oncept maakte de overgang van het middelbaar onderwijs naar de universite­it wat zachter.” “Door het onderwijs in kleine groepen leer je iets makkelijke­r mensen kennen. We hadden ook veel groepswerk, waardoor je op den duur wist wat je aan elkaar had. Dat is op zich ook leerrijk geweest”, aldus Lize.

Tine en Lize zijn gestart aan het LUC en uiteindeli­jk afgestudee­rd aan de UHasselt. Of hoe 50 jaar geschieden­is, samenkomt in één gezin. “Al hebben we ook twee zonen die aan de KU Leuven hebben gestudeerd”, bekent Agnes. “Dat bewijst dat we onze kinderen de vrije keuze hebben gelaten.”

“Het was nog een beetje zoeken in

die tijd, ons onderwijss­ysteem is toen om de tien weken veranderd”

Voetsporen

“Ook in de overname van de drukkerij hebben we onze vier kinderen vrij gelaten”, vertelt Georges. “Toen Tine haar diploma kreeg, was er een professor die aan Tine vroeg of ze al vooruitzic­hten had. Tine antwoordde dat ze bij haar vader ging werken. Georges was toen overgelukk­ig”, vertelt Agnes.

“Zeer zeker”, beaamt Georges geëmotione­erd. “Op het moment dat je voelt dat er opvolging is, krijg je ook een ander toekomstpe­rspectief.” “Het is ook fijn dat papa nog altijd in de buurt is voor raad of advies”, besluit Lize.

De strenge, vastberade­n blik met daaronder een hangsnor. Op zijn hoofd een helm met vleugeltje­s en een dierenhuid om zijn gespierde, naakte bovenlijf. Sla een toeristisc­he folder van Tongeren open en je zal niet ver moeten zoeken naar het standbeeld van Ambiorix. Maar of hij er echt zo uitzag, is bijzonder twijfelach­tig. “Caesar heeft nooit iets over het uiterlijk van Ambiorix geschreven”, zegt historicus Robert Nouwen (64), die het boek Ambiorix tegen Caesar, De feiten en de mythe schreef. “Dat standbeeld is gebaseerd op de interpreta­tie van negentiend­e-eeuwse geleerden van de antieke bronnen die de Eburonen en Galliërs beschreven. In sommige antieke verhalen werd verteld dat ze naakt streden, maar het is waarschijn­lijker dat ze dan een maliënkold­er droegen. Het waren zeker geen wilden die in een bos leefden. Het was een landbouwge­meenschap waarvan de elite een verfijnde materiële cultuur bezat. Een standenmaa­tschappij dus, met Ambiorix als rijke koning.”

Uitgemoord

Dat er onder meer een schoenenme­rk en een Leuvens studentenc­afé naar hem genoemd zijn, heeft alles te maken met de status van Ambiorix. In zijn Commentari­i de bello Gallico schrijft Julius Caesar over de mythische leider van de Eburonen, die het hem knap lastig maakt. In 54 voor Christus wordt anderhalf Romeins legioen, zes- à zevenduize­nd soldaten, in een hinderlaag gelokt en uitgemoord door Ambiorix en zijn mannen. Wellicht gebeurde

Het toeval heeft een ironisch kantje. Op 30 mei is het niet alleen Wereld MS Dag, een dag die aandacht vraagt voor multiple sclerose, een ongeneesli­jke, chronische aandoening van het centraal zenuwstels­el. “Het is toevallig ook mijn verjaardag, elk jaar dus een vreemde dag”, zegt Ann Vanoirbeek.

In 2005 – ze was toen 25 – werd bij Ann MS vastgestel­d. “Ik kon mijn tenen niet meer opheffen en begon veel te struikelen”, zegt ze. “Maar ik dacht dat het kwam omdat ik vaak op hoge hakken liep. Of ik schreef het toe aan een kniepeeson­tsteking die ik had opgelopen door veel te sporten. Toen mijn onderbeen gevoelloos werd, ben ik dan toch maar naar een orthopedis­t gegaan, maar die zei dat er niks aan de hand was. Pas toen ik naar een andere orthopedis­t ging, werd snel duidelijk dat er meer aan de hand was. Dezelfde dag nog zat ik bij de neuroloog. Na een ruggenmerg­punctie en een scan bleek dat ik MS had. Maar intussen waren we een half jaar na de eerste klachten en een aantal zenuwen naar mijn rechterbee­n waren al onherroepe­lijk beschadigd.”

Narcose

De eerste jaren ging haar toestand snel achteruit. Ann belandde in een rolstoel en moest haar job opgeven. “Ik ben wel nog altijd sportief, alleen mijn benen doen het niet meer zo. Daarnaast heb ik vooral last van de vermoeidhe­id. Het is een diepe vermoeidhe­id, alsof je uit narcose ontwaakt, die heel onverwacht kan toeslaan. In het begin heb ik er heel hard tegen gevochten, maar dan was het de dagen nadien nog erger. Nu luister ik naar mijn lichaam.”

Beterschap kwam er zo’n zes jaar geleden, toen Ann voor haar behandelin­g terechtkwa­m bij professor Bart Van Wijmeersch, verbonden aan de UHasselt en het Revalidati­e- en MS-centrum Noorderhar­t in Pelt. “Hij is met andere behandelin­gen begonnen en die houden de ziekte vrij stabiel. Twee keer per jaar ga ik op consultati­e voor een baxter, een scan, neurologis­che testen en een bloedonder­zoek.”

Passie

Sinds 1 maart heeft de patiënt-artsrelati­e een onverwacht verlengstu­k gekregen. Van Wijmeersch is niet meer alleen Anns dokter, maar ook haar baas. “Hij had me eerder al gevraagd voor het patiëntenp­latform van het Universita­ir MS Centrum”, zegt Ann. “Ik was ook al actief in de MSLiga en had een cursus gevolgd tot patient expert om patiënten te vertegenwo­ordigen in allerlei adviesrade­n voor farmabedri­jven of overheidsd­iensten. Toen kwam de vraag of ik zijn personal assistant wilde worden. Ik was aangenaam verrast. Ik vond het een hele eer omdat ik weet dat hij heel goed is in zijn vak en zijn werk met veel passie en overtuigin­g doet. Ik heb er niet over nagedacht en ben gesprongen. Allez, figuurlijk dan.” (lacht)

De prof was al langer op zoek naar iemand die de administra­tieve last van zijn schouders kon nemen. “Ik heb mijn job in het ziekenhuis, het onderzoek en de lessen aan de universite­it”, zegt Van Wijmeersch. “Daarnaast zijn er de adviesrade­n voor farmaceuti­sche firma’s en uitnodigin­gen om te spreken in het buitenland. Daar komt behoorlijk wat administra­tie bij kijken. En dan zijn er nog de sociale media, die ik best belangrijk vind om collega’s en patiënten op de hoogte te

Gewapend

Als arts kan Van Wijmeersch dat alleen maar aanmoedige­n. “Als je werkt, voel je je nuttig en heb je sociale contacten, wat mentaal belangrijk is. Maar zelfs puur medisch gezien zijn er voordelen. MS is een ziekte van de hersenen. Hoe meer je je hersenen ontwikkelt, hoe beter je gewapend bent tegen beschadigi­ng van de hersenen.”

De job van Ann is halftijds en de uren zijn flexibel. “Ik heb het geluk dat dit een job op mijn maat is”, zegt Ann. “Ik heb mijn uren die ik wekelijks moet presteren, maar ik mag zelf invullen wanneer ik dat doe. Ik werk doorgaans van thuis en elke woensdag houden we een online meeting. Het kon niet beter.”

Omdat ze arbeidsong­eschikt is, moest Ann zelfs toestemmin­g vragen om weer aan de slag te mogen gaan. “Bij de mutualitei­t zeiden ze dat ze nog niet vaak hadden meegemaakt dat iemand zonder verplichti­ng terug aan het werk wil, en al helemaal niet dat iemand voor zijn eigen arts gaat werken. Maar ik vind dit zo’n unieke kans dat ik ze met beide handen wil grijpen. Desnoods werk ik nog wat in het weekend, maar ik zorg dat het werk gedaan is.” Haar ziekte heeft Anns positivite­it nooit aangetast. “Lang niet iedereen met MS zit in een rolstoel. Op dat vlak ben ik een beetje een pechvogel. Maar aan de andere kant heb ik ongelofeli­jk veel geluk dat ik deze toffe job mag doen. Ik doe het heel graag en wil mijn uiterste best doen om het zo goed mogelijk te doen.”

Zonder afspraak

Haar baas is ook haar dokter. Of dat niet verwarrend is? “We hebben een hele profession­ele relatie”, zegt Ann. “Over mijn ziekte praten we nooit tijdens de werkuren. Dat doet er niet toe. Als ik vragen heb, ga ik naar het medisch secretaria­at en maak ik een afspraak, zoals elke andere patiënt. Het is echt niet de bedoeling om hem daar zonder afspraak mee lastig te vallen.”

Het enige privilege dat ze heeft: ze mag de dokter met zijn voornaam aanspreken. “Al mijn medewerker­s zeggen Bart. Het zou maar raar zijn als Ann op consultati­e zou komen en plots ‘Dag professor’ zou zeggen.” (lacht)

Als MS laat wordt vastgestel­d, is de ziekte vaak moeilijk aan banden te leggen. “Het is een ziekte die snel moet gediagnost­iceerd worden en juist moet aangepakt worden. Anders blijft het brandje smeulen”, zegt Van Wijmeersch. “Maar het is een behandelba­re ziekte en de behandelin­g wordt steeds beter.”

Ann heeft er alvast vertrouwen in dat MS haar niet zal belemmeren in het vervolg van haar loopbaan. “Ik ben positief ingesteld en heb al wel een paar obstakels overwonnen in mijn leven. Ik zie niet in waarom ik over tien jaar dit werk niet meer zou kunnen doen. Maar daarvoor moet je natuurlijk ook wat vertrouwen hebben in je arts.” (lacht)

→ Volg de reeks ‘Meer over MS’ via

www.youtube.com/@professor_bart5410

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium