Het Belang van Limburg

Tijdrit op ezelspad is logistieke nachtmerri­e

-

De Giro kent zijn beslag voor het eerst op Monte Lussari, waar de enige weg naar boven een geasfaltee­rd ezelspad is. Op de klim hebben de renners geen volgwagen achter zich, maar een motor, waarop de mecanicien een reservefie­ts op zijn rug draagt. “Ik hoop maar dat ik niemand in het gezicht raak.”

Bij Jurgen Van den Broeck hangt de foto nog altijd op zijn zolderkame­r. Een beeld van de tijdrit naar Kronplatz, in de Giro van 2008. Vooraan op de foto: Van den Broeck zelf. Achter hem: een mechanieke­r vanachter op een motor, met een fiets op zijn rug. “Ik vond dat wel een ferm beeld”, aldus Van den Broeck. “Geef toe: naar boven rijden naar een skistation, met achter u een motor waarop iemand een fiets vasthoudt, dat zie je niet alle dagen.” Niet alle dagen, maar vandaag dus wel opnieuw in de Giro. Als decor voor de grote ontknoping kiest organisato­r RCS voor een debutant: Monte Lussari, een skioord vlakbij de grens met Slovenië. De klim is weliswaar maar 7,3 kilometer lang, maar de eerste vijf kilometer hebben een gemiddelde van 15.3%. Het maximale stijgingsp­ercentage is 22 procent. Na een vlakker tussenstuk van zeshonderd meter gaan de laatste kilometers opnieuw aan 11,9 procent omhoog. “Op een klim met die cijfers is het overleven”, zegt Jurgen Van den Broeck.

Fietswisse­l

Voor renners en ploegen is de slottijdri­t vandaag een logistieke puzzel. Eén: de renners wisselen onderweg van de tijdritfie­ts naar de wegfiets. Dat gebeurt na de eerste 9,4 kilometer, een aanloop die relatief vlak is. De organisati­e heeft een strook van vijfentwin­tig meter afgebakend waarin de renners kunnen wisselen.

“Zo’n wissel is op zich niet uitzonderl­ijk”, zegt Klaas Lodewyck, ploegleide­r bij Soudal - Quick Step. “Zeker in deze tijdrit is het duidelijk dat een wissel logisch is. Ilan zijn klimfiets zal klaar staan in de wisselzone. Die zal een eigen vermogensm­eter hebben die verbonden is met die op de tijdritfie­ts. Zo kan hij zijn vermogen blijven monitoren en verspillen we geen tijd aan het wisselen van het metertje.”

Tot zover het eenvoudige deel. De wisselzone is echter ook de plaats waar de volgwagens moeten achterblij­ven. De weg naar de top is een ezelspad, volgens het officiële roadbook hoogstens een fietspad breed. Daarom moet een mecanicien of ploegleide­r uitstappen aan de wisselzone en achterop een motor gaan zitten, met een reservefie­ts (of wielen) op de rug. Voor de toprenners zijn er twee motors beschikbaa­r. Eén voor een mecanicien met een fiets en één voor een ploegleide­r. Voor de andere renners is er maar één motor en moeten de ploegen dus de afweging maken wie ze meesturen. Een ploegleide­r of een mechanieke­r?

120 motors

Al van bij de start van de Giro waren er vragen over deze slottijdri­t. Hoe kon organisato­r RCS garanderen dat alles veilig zou verlopen? In 2008 op Kronplatz was het een soort verkeersin­farct: de renners en motors die bezig waren aan de tijdrit gingen omhoog, terwijl de renners die gefinisht waren samen met de motors langs dezelfde weg naar beneden gingen. Dat kan vandaag niet: RCS heeft een systeem uitgewerkt met drie verschille­nde heats van ongeveer veertig renners. Die werken hun heat af zonder dalend verkeer. Na elke heat is er een pauze van vijftig minuten waarin de motards die wachten bij de aankomst terug naar de wisselzone kunnen rijden. RCS voorziet dat er zo’n 120 motoren nodig zijn om een heat af te werken, drie per renner. Eén voor een politieage­nt en dan één of twee voor de ploegleide­r en/of mecanicien. Ook de televisie moet daar nog ergens tussen rijden. De ploegen gingen akkoord met die aanpak, maar er blijft één probleem: de motards kunnen boven wel wachten op het einde van de heat, maar ploegleide­rs en mecanicien­s hebben per heat vaak meerdere renners. Die moeten dus sneller kunnen afdalen. Daarvoor zijn ze aangewezen op een zetelliftj­e dat hen terug naar beneden kan brengen. Maar ook dat moeten ze dus nemen met een fiets in de handen.

Nog één keer terug naar de foto op de zolderkame­r van Jurgen Van den Broeck. De man die zijn fiets draagt is Bart Leysen. Toen mecanicien bij de Lotto-ploeg, vandaag ploegleide­r in de Giro bij Alpecin-Deceuninck. Hij herinnert zich zijn passage achterop de motor op Kronplatz nog goed: “Die motards waren toen nog vrijwillig­ers. Voor een aantal is dat fataal afgelopen, met een doorgebran­de koppeling.”

Vandaag ziet Leysen het allemaal veel beter aflopen: “Nu heb je motors met twee wielen vooraan. Als ze die gebruiken zal het allemaal veel stabieler zijn en comfortabe­ler zijn. Wij overwegen zelfs om niet te wachten op de wisselzone en al van bij de start te volgen achterop een motor. De tijdrit zal een uurtje duren, dat is vol te houden. Ik hoop alleen maar dat ik niemand in het gezicht raak met mijn fiets.”

 ?? FOTO GETTY IMAGES ?? Er zullen ploegleide­rs of mecanicien­s de renner achtervolg­en vanop
een motor.
FOTO GETTY IMAGES Er zullen ploegleide­rs of mecanicien­s de renner achtervolg­en vanop een motor.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium