“Slechts één op de vijf gewoon hoogleraren is een vrouw”
Vindt u Vrouwendag belangrijk?
“Toch wel, zeker voor mijn jonge vrouwelijke collega’s aan de universiteit blijft het nodig om dat onder de aandacht te brengen. We stellen vast dat we intern geen gebrek hebben aan de instroom van talent. Er beginnen ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke studenten aan een doctoraat of PHD. Maar toch worden er uiteindelijk veel meer mannen docent en later gewoon hoogleraar. We noemen dat de lekkende pijplijn. Tien jaar geleden was maar één op de tien gewoon hoogleraren een vrouw, vandaag is dat bijna één op de vijf. Er is dus verbetering merkbaar, maar de stijging gaat te traag. Het blijft dus absoluut nodig om daar actief aan te werken.”
Hebt u advies voor jonge vrouwen die net als u iets willen verwezenlijken?
“Streef je passie na, en laat je daarbij goed omkaderen. Zelf ben ik nooit bezig geweest met het feit dat ik een vrouw was binnen een academische wereld, maar ik ben nu anderhalf jaar decaan en merk wel hoeveel invloed dat heeft op jonge vrouwen. Ik kreeg spontaan al lovende reacties van jonge vrouwelijke onderzoekers en doctoraatsstudenten die me vertellen dat zij ook willen doen wat ik doe. Ik hoop dan ook dat ik hen kan blijven motiveren.”
Hebt u ooit voor- of nadelen ondervonden van het vrouw zijn?
“Daar ben ik oprecht nooit mee geconfronteerd geweest. In alle academische stappen die ik gezet heb, voelde ik me gewaardeerd als persoon. Ik werd beoordeeld op mijn competenties, niet op mijn geslacht. Toch denk ik dat we rekening moeten blijven houden met de specifieke situatie van jonge vrouwen die een academische carrière willen combineren met een gezin, en dat we daar open voor moeten staan. Ik merk ook dat er in commissies veel meer aandacht voor gelijkheid is dan pakweg tien, vijftien jaar geleden.”