Ook Servais Verherstraeten neemt maar helft van zijn uittredingsvergoeding op
“Dat Patrick Dewael een gedeelte van zijn vergoeding inlevert, vind ik een goede zaak. Maar het is ook geen barmhartige Samaritaan, hé. De helft van 500.000 euro bruto is nog meer dan genoeg. Al moet ik er wel bij vertellen dat je er belastingen op moet betalen”
Jan Peumans (N-VA) “Ik zal afzien van de 48 maanden uittredingsvergoeding waar ik recht op heb en het bij 24 maanden houden”
Patrick Dewael (Open VLD) “We hebben al een tijdje geleden afgesproken dat we ons zouden schikken naar de nieuwe regeling, maar ik wilde daar geen poeha rond maken”
Servais Verherstraeten (CD&V) “Ik beslis nadat ik de berekening heb laten maken. Al ben ik het wel eens met het principe van 24 maanden”
Maggie De Block (Open VLD)
Ook Servais Verherstraeten (CD&V) gaat maar de helft van zijn uittredingsvergoeding opnemen. Eerder liet Patrick Dewael (Open Vld) aan deze krant weten dat hij niet de 48 maanden waarop hij recht heeft op te zullen nemen, maar slechts 24 maanden uittredingsvergoeding.
Al jaren is er veel te doen over de riante uittredingsvergoedingen van parlementsleden. De bedragen werden sinds 2014 al een keer aangepast. Sinds 2024 kan de uittredingsvergoeding in de kamer nog maximaal 24 maanden loon bedragen of 253.000 euro bruto. Op dat bedrag moet nog belasting betaald worden.
Maar wie al voor 2014 in het federaal parlement zat, behield zijn verworven recht op 48 maandlonen of 507.000 euro bruto. Dat betekent dat vooral de oudere generatie parlementsleden nog met een smak geld het parlement konden verlaten na de verkiezingen in juni.
PVDA wil het systeem afschaffen en berekende dat in de komende legislatuur over alle parlementen heen minstens 40 miljoen euro uit de stadskas verdwijnt aan uittredingsvergoedingen. Patrick Dewael (Open VLD) zwaait volgens PVDA met zijn 39 dienstjaren af met 507.024 euro bruto, Servais Verherstraeten (CD&V) zou 401.394 euro bruto uittredingsvergoeding krijgen en Maggie De Block (Open VLD) 316.890 euro bruto. Het zijn de politici zelf die moeten aangeven of ze hun uittredingsvergoeding al dan niet willen opnemen.
Voorbeeld Dewael
Patrick Dewael liet in een interview in onze weekendkrant weten dat hij zich gaat aanpassen aan de nieuwe regeling waarbij de maximumvergoeding op 24 maanden is geplafonneerd, hoewel hij eigenlijk recht heeft op 48 maanden loon. Hij laat dus de helft van zijn vergoeding liggen als hij straks de kamer vaarwel zegt. Servais Verherstraeten, het CD&V-kamerlid uit Mol, zit al 29 jaar in het parlement en volgt het voorbeeld van Dewael. “Wat Dewael in jullie krant zei was niet nieuw voor mij. We hadden dat eerder onderling afgesproken. Er is momenteel een overgangsregel en wij gaan ons daaraan aanpassen. Dat stond al enige tijd vast, maar ik wilde daar geen poeha over maken. Of ik andere collega’s ook wil aansporen om dit te doen? Daar hoef ik me niet over uit te spreken.”
Maggie De Block (Open VLD) zegt dat ze de berekening pas kan vragen na 8 mei en dan haar definitieve beslissing neemt. “Ik heb maar 25 jaar anciënniteit en geen 35. Ik beslis nadat ik de berekening heb laten maken. Al ben ik het wel eens met het principe van 24 maanden.”
“Nog genoeg geld”
Jan Peumans (N-VA) was destijds als voorzitter van het Vlaams Parlement zelf vragende partij om zijn loon in te perken, maar zijn uittredingsvergoeding - die voor het Vlaams Parlement al een tijdje op 24 maanden vastligt - nam hij wel op.
“Als voorzitter kreeg ik destijds tweemaal de wedde van een volksvertegenwoordiger plus onkosten. Toen ik mijn eerste loonbriefje kreeg, dacht ik dat ze een fout hadden gemaakt. Er stond 17.000 euro netto”, zegt Peumans. “Dat vond ik overdreven. In een commissie hebben we toen op mijn vraag afgesproken dat ik 4.000 euro netto minder zou verdienen. Dat was nog meer dan genoeg.”
“Dat Patrick Dewael een gedeelte van zijn vergoeding inlevert, vind ik een goede zaak. Maar het is ook geen barmhartige Samaritaan, hé. De helft van 500.000 euro bruto is nog meer dan genoeg. Al moet ik er wel bij vertellen dat je er belastingen op moet betalen. Wij hebben destijds overeengekomen om de uittredingsvergoeding te beperken tot 24 maanden. Dat vond ik toen een eerbaar voorstel. Bedrijfsleiders zwaaien ook af met een mooie premie. Maar het is natuurlijk nog genoeg geld. Daarom gaf ik destijds jaarlijks 25 a 30.000 euro aan goede doelen en vandaag nog altijd zo’n 8.000 euro per jaar.”