Het Nieuwsblad

Nieuw leven zocht in Europa

-

ring, martelden hem en hakten zelfs zijn rechterarm af. ‘Ze zouden me doden’, vertelt hij. ‘Dus besloot ik te vluchten. Weg van mijn land, maar ook weg van vrouw en zoon. Hij was toen amper twee, hen meenemen kon niet. Later zou mijn gezin me achterna reizen, dat was het plan.’ Intussen zijn we vier jaar later en wonen vrouw en kind nog steeds in Somalië. ‘De laatste keer dat ik hen hoorde, was in september’, zegt hij. ‘Het is niet uitgedraai­d zoals we dachten. Geld hebben we niet meer, ik kan hen niet laten overkomen.’ Want al het geld ging naar mensensmok­kelaars. In ruil voor de eigendomsp­apieren van zijn huis verzekerde­n die hem een veilige reis naar Europa. Het klonk goed, maar de realiteit was anders. ‘Met 35 man werden we in kleine pick-ups gepropt’, vertelt Sharif. ‘De tocht door de woestijn was de hel. Het was 55 graden en elke dag kregen we één flesje water. Vroeg je meer, dan werd je afgerost of in het slechtste geval gedood om een voorbeeld te stellen. Genade hadden ze niet. Nooit. Reed de jeep zich vast, dan moesten de zwaksten uitstappen om die eruit te duwen. Daarna reden we verder zonder hen. We vertrokken met drie wagens met telkens 35 man in, en we eindigden in Libië met één volle wagen. De rest was dood.’

Maar één optie: over zee

In Libië wachtte hem uiteindeli­jk zijn finale ticket richting Europa. Een plekje op een boot. Maar het duurde door de gevechten tussen rebellen en Khaddafi-getrouwen anderhalf jaar voor hij de oversteek kon maken. ‘Het was nacht en we werden in die veel te kleine sloep geplaatst’, vertelt hij. ‘Vergelijk het met zo’n bootje waarmee ze hier in Brugge met twintig mensen op vlak water rondvaren. In zoiets moesten wij met 150 man de ruige zee op. Toch twijfelde er niemand, en waarom zouden we? Het geluk lag maar iets verder meer. Misschien haalden we het wel.’ Zes uur hield de boot het vol, en toen ‘spatte’ die uit elkaar van het gewicht. ‘Het was één chaos, water en duisternis, niets meer. Ik had geluk, plots zag ik een plastic vat drijven waaraan ik me kon vastklampe­n. Bijna een dag lang dobberde ik ermee rond, tussen de lijken. De hoop op overleven was ver weg, tot er plots een groot schip naast me kwam varen. De bemanning redde me samen met nog drie anderen. Van de rest van mijn vrienden was geen spoor meer. Verdronken.’ Het schip bracht Sharif terug naar Libië. Terug naar af. ‘Ik zat er vast. Een terugkeer naar Somalië was geen optie, net zoals dat voor geen enkele vluchtelin­g het geval is. Thuis wacht je de dood. En zelfs al wil je terugkeren, dan kan het ook praktisch gezien niet. Je geld is op en reizen in die richtingen worden niet georganise­erd door de bendes. Elke vluchtelin­g die in Libië aankomt, heeft maar één optie: de zee over raken.’ Dus moest ook hij op zoek naar een nieuwe kans. Na enkele weken leerde hij een groep Somaliërs kennen die op eigen houtje de oversteek zou wagen met een rubberboot­je. Hij mocht mee. ‘Opnieuw op een boot en toch aarzelde ik geen seconde. Zelfs niet nadat ik al mijn vrienden had zien verdrinken. Wie in Libië staat, kan niet meer terug. Er is maar één optie: de zee oversteken Het moest. Twee dagen dobberden we rond op zee, schepten we met plastic potjes het water uit onze boot omdat die constant dreigde te zinken. En dan was daar Italië, het nieuwe leven.’ Dat dat laatste een utopie was, geeft Sharif vandaag grif toe. Anderhalf jaar lang was hij er op de dool, sliep hij op straat of in stations, at hij uit de vuilnisbak­ken van restaurant­s. ‘Werken kon ik niet, iemand met maar één arm namen ze nergens aan.’ Daarom besloot hij eind vorig jaar het land te verlaten. ‘Verder Europa in, via de bus, de trein,... In februari stond ik in het station van Brussel. Van lotgenoten kreeg ik te horen dat het geen nut had om verder te reizen, dat ik beter hier kon blijven.’

Zo opnieuw

Van Brussel ging het naar Brugge, waar hij nu in een huis van het OCMW woont met vier andere Somaliërs. Terwijl hij wacht op een beslissing over zijn toekomst, volgt hij computerle­s en leert hij wat Nederlands. ‘Ik hoop hier te mogen blijven, misschien op een dag mijn gezin hier te krijgen’, zegt hij. ‘Al is er nul garantie dat het lukt, want ik beslis daar niet over, België doet dat.’ Rust kent hij dus nog niet, laat staan dat hij het woord ‘gelukkig’ in de mond wil nemen. En toch zou hij met de kennis die hij nu heeft, geen enkele andere beslissing genomen hebben tijdens zijn lange reis die uiteindeli­jk hier eindigde. Zelfs al kon dat zijn dood betekend hebben. ‘Wat moest ik anders? Vertel het me.’

 ??  ?? SHARIF FIDOU ABUKAR
SHARIF FIDOU ABUKAR

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium