Stadsauto’s
We fleuren de binnenstad op met drie kleurrijke stadsauto’s. Alle ogen zijn gericht op de nieuwe Kia Picanto. Aan de Ford Ka+ en de Volkswagen Up de taak hem bij te benen en – indien mogelijk – te overtreffen.
Ford Ka+, Kia Picanto, Volkswagen Up
Stadsauto’s als de Kia Picanto, de Ford Ka+ en de Volkswagen Up zijn niet alleen licht en wendbaar, ze zijn ook veilig voor je portemonnee. En wel op twee manieren: de aanschafprijs is te behappen en wanneer je het al rijdend te bont maakt, is de financiële oorvijg van oom agent of tante flitspaal te overzien. Vaker dan eens rijden we bij Auto Review in sportwagens waarmee we in luttele seconden ons rijbewijs kwijt kunnen raken, maar in een stadsauto zal het zo’n vaart niet lopen. In deze vergelijkende test draait het om de nieuwe Kia Picanto. De testauto heeft een ongeblazen 1,2-liter benzinemotor met vier cilinders en 84 pk, standaard wordt de Picanto geleverd met een driecilinder zonder turbo. De Ford Ka+ heeft altijd een viercilinder onder de motorkap, met naar keuze 70 of 85 pk. Wij laten de krachtigste versie aantreden. Dat is tevens de comfortabelere keuze, want de basisversie met 70 pk heeft geen airconditioning – ook niet tegen meerprijs. De driecilinder in de Volkswagen Up is voorzien van een turbo en schopt het tot 90 pk.
IN-/EXTERIEUR
De Ka+ is het grootst, maar de Picanto biedt meer hoofdruimte. Op het eerste gezicht is de Ka+ gigantisch. Hij is ruim 30 centimeter langer dan de Up en de Picanto, en respectievelijk 5 en 10 centimeter breder. De wielbasis meet 8 centimeter meer. Zodoende hebben je benen en armen relatief veel bewegingsvrijheid en passen er iets meer spullen in de bagageruimte (270 liter). Toch is het ruimteverschil nou ook weer niet enorm, met zulke buitenmaten zou het verschil nog groter kunnen zijn. Achterin heb je bijvoorbeeld weinig hoofdruimte, doordat de vorm van het plafond ongelukkig gekozen is. De Kia Picanto biedt in de hoogte meer ruimte. Sowieso voelt de nieuwe stadsauto uit ZuidKorea lekker ruim aan. Het zicht rondom is ook uitstekend, dankzij de grote ramen en forse spiegels. In de kofferbak past 255 liter aan skateboards en bluetoothluidsprekers. Klap je de uit twee delen bestaande achterbankleuning neer, dan ontstaat er een laadruim van 1010 liter. Hier passen meer strandballen in dan achter in de Ka+ of de Up. Bij de Ford maakt het vervolgens niet uit of er tussen de opblaasballen een verdwaalde bowlingbal zit, want hij heeft het hoogste laadvermogen (431 kilo). De Volkswagen Up blinkt dankzij zijn doosvormige carrosserie uit in overzichtelijkheid. Het interieur is beter afgewerkt dan dat van de Ford en de Kia. De Picanto heeft op zijn beurt een uitgebreidere veiligheidsuitrusting, met een achteruitrijcamera en een noodremsysteem dat werkt bij snelheden tot 80 km/h. Deze handigheidjes zijn ook leverbaar voor de Up, maar zijn noodremsysteem remt maar bij snelheden tot 30 km/h en voor de achteruitrijcamera moet je bijbetalen. De Ka+ grijpt pas in al het kwaad al geschied is: na een ongeval belt hij automatisch de hulpdiensten. De Picanto is de enige stadsauto in de test met een groot touchscreen met navigatie. Ford vindt zo’n scherm wel fraai, bewijst het interieur van de nieuwe Fiesta, maar de Ka+ heeft nog een ouderwets klein display. In de radio van de Up zit een breedbeeldschermpje waarop het beeld van de optionele achteruitrijcamera verschijnt (175 euro). Het is de
bedoeling dat je een smartphone in de houder op het dashboard klikt voor zaken als verbruiksgegevens en navigatie. Daarvoor verleent Volkswagen een gratis app.
COMFORT
In vergelijking met de Ka+ is de Picanto nogal hard geveerd. Wie bij het uitzoeken van een stadsauto veel waarde hecht aan comfort, komt uit bij de Ford. Mede dankzij de lange wielbasis, springt het onderstel van de Ka+ het soepelst om met putdeksels, drempels en tramrails. Bovendien dringen de luidste stadsgeluiden de cabine niet vervelend binnen. Wel vervelend is het kofferbakdeksel, dat je alleen kunt openen met een druk op de contactsleutel of op een knop links van het stuur. Het stuur van alle testauto’s is overigens alleen in de hoogte verstelbaar. In vergelijk met de Ka+ is het onderstel van de Picanto nogal straf afgestemd. Oneffenheden worden minder flatteus geïncasseerd en dat komt het comfort niet ten goede. De Kia heeft wel een troef in handen: de comfortabele voorstoelen verzachten een groot deel van het ongemak. Passagiers op de achterbank van de Picanto hebben weinig profijt van de hoofdsteunen, want de rugleuning neigt te ver naar achteren. Wat betreft het zit- en veercomfort schommelt de Up tussen de Ka+ en de Picanto in. Achterin heb je minder ruimte dan in de Picanto, maar op de bank van de Volkswagen zit je aangenamer. De voorstoelen zijn dan weer niet zo comfortabel als die van de Kia, maar ze zijn wel bovengemiddeld groot. Het onderstel heeft meer incasseringsvermogen, maar veert zowel leeg als met het volledig benutte laadvermogen niet zo soepel als dat van de Ford.
MOTOR/TRANSMISSIE
De viercilinder Picanto is niet opgewassen tegen de driecilinder Up. Doordat hij een 1,0-liter driecilinder mét turbo heeft, voelt de Up vlotter aan dan de Ka+ en de Picanto met hun ongeblazen 1,2-liter viercilinders. Dankzij de turbo produceert de driecilinder meer koppel (160 Nm) en is dat al bij 1500 tpm voorhanden. Zo zet de kleine Volkswagen de snelste tijden neer op de sprints van 0 tot 50, 100 en 150 km/h en de tussensprint, waarbij we versnellen van 60 tot 100 km/h in de vierde versnelling en van 80 tot 120 km/h in de hoogste versnelling. Met 185 km/h bereikt de Up 1.0 TSI ook de hoogste topsnelheid. En de loftrompet blijft maar schallen, want bij 100 km/h blijft het toerental het laagst: 2150 tpm in de Volkswagen versus 2600 tpm bij de Kia en 2800 tpm in de Ford. Van de drie handgeschakelde vijfbakken schakelt die van de Up het prettigst – kordaat en precies. Maar de driecilinder heeft ook een nadeel: hij loopt niet zo mooi ‘rond’ als de beide viercilinders en ratelt zoals alleen een driecilindermotor dat kan. Daarnaast betekent een cilinder minder niet per se een lager verbruik, want met een testgemiddelde van 5,4 l/100 km is de Up een fractie dorstiger dan de Picanto (5,3 l/100 km). Met 6,1 liter ligt het verbruik van de Ka+ aanzienlijk hoger. Toch sta je hiermee niet vaker bij de pomp, want Ford plaatst een brandstoftank van 42 liter terwijl Kia en Volkswagen je op pad sturen met 35 liter benzine aan boord. De 1,2-liter viercilinder van de Ka+ loopt ietwat rauw en produceert minder koppel dan de
Kia-motor (112 versus 122 Nm). Daadkrachtig schakelen is er ook niet bij, want de schakelwegen zijn nogal vaag. De handbak van de Picanto heeft onze voorkeur, ook al reageert hij wat hakerig als je herhaaldelijk wisselt tussen de eerste en de achteruitversnelling. Dit kan gebeuren als je manoeuvreert in een krappe parkeergarage. Zijn motor loopt als een zonnetje en zorgt voor betere sprinttijden dan de verouderde viercilinder met twee kleppen per cilinder in de Ka+.
RIJEIGENSCHAPPEN
De Picanto GT-Line doet zijn sportieve naam eer aan. De Picanto 1.2 is alleen leverbaar als GT-Lineuitvoering. Zo’n naam schept sportieve ver- wachtingen en die maakt hij waar op het testcircuit. De kleine Kia stuift met bijna 66 km/h door de slalom en zet de snelste tijd neer op de geklokte ronde. De Up evenaart deze tijd, maar gedraagt zich op de slalom juist meer als de Ford: beide auto’s worden afgeremd door het streng ingrijpende ESP. Het elektronische vangnet wordt al op spanning gebracht zodra we bovengemiddeld vlot door scherpe bochten sturen. Tijdens de remmentest presteren de Picanto en de Up vergelijkbaar: ongeveer 35,5 meter is nodig om met warme remmen tot stilstand te komen bij een noodstop vanaf 100 km/h. De Ka+ heeft niet opgelet tijdens de cursus ‘Remmen voor stadsauto’s’ en heeft 40 meter nodig om tot stilstand te komen – dat is een autolengte verder. Tevens levert hij punten in door zijn vage besturing. Het beste gevoel van rijveiligheid krijg je in de Up, die moedig rondstapt op zijn optionele 17-inch wielen en zich op de dynamische grens keurig gedraagt.
MILIEU/KOSTEN
De Kia Picanto in de test is duur maar compleet. Bij veel mensen die een stadsauto kopen, groeit het geld niet op de rug. Daarom weegt de verkoopprijs van de compacte auto vaak zwaarder dan dynamische kwaliteiten, comfort of design. Hoewel we dat beseffen, hebben we dat idee een beetje losgelaten bij het samenstellen van deze test. Geen van de geteste auto’s is namelijk het basismodel, alle
De Up voelt vlotter aan dan de Ka+ en de Picanto.
drie hebben een krachtigere motor. In alle gevallen gaat de duurdere motor gepaard met een completere uitrusting en dat is mooi meegenomen. In het geval van de nieuwe Kia Picanto beginnen de prijzen bij 11.725 euro voor de EconomyLine en via de ComfortLine, de DynamicLine, de First Edition en de ExecutiveLine kom je uiteindelijk uit bij de 17.075 euro kostende GT-Line. Struinend door de prijslijst ben je zaken als verwarmbare en inklapbare buitenspiegels, cruisecontrol, 16inch lichtmetaal, climatecontrol en het grote touchscreen met navigatie tegengekomen. Al deze opties zitten standaard op de GT-Line. De Ford Ka+ is er in twee smaken: de Trend Essential met 70 pk voor 13.295 euro en de 85 pk sterke Trend Ultimate voor 14.595 euro. Alleen de dure uitvoering is voor 400 euro te voorzien van climatecontrol en Ford rekent 200 euro voor cruisecontrol en 350 euro voor 15-inch lichtmetaal. Meer valt er niet te kiezen. Onze testauto kost 14.945 euro en is zodoende ruim 2000 euro goedkoper dan zijn concurrenten. De goedkoopste Up met vier deuren kost 11.845 euro en net als bij de Picanto is onze testauto aanzienlijk duurder: Volkswagen brengt 16.185 euro in rekening voor de 1.0 TSI in High Up-uitvoering. De geteste Up staat op 17-inch lichtmetaal (857 euro) en de kosten daarvan nemen we mee in de beoordeling. Hoewel de Ka+ de voordeligste auto in aanschaf is, eindigt hij als tweede in dit hoofdstuk. De prijzige Picanto heeft toch het beste kostenplaatje, dankzij het lage verbruik, de voordelige wegenbelasting en de zeven jaar fabrieksgarantie. De Up heeft een uitschieter naar boven (goede restwaarde) en een uitschieter naar beneden (hoge verzekeringspremies). De onderhoudskosten voor de drie stadsauto’s komen in grote lijnen overeen.