Porsche 918 Spyder
Porsche-ingenieur Marc Lieb en de hybride 918 Spyder zijn uit hetzelfde hout gesneden. Beide komen kalm en vrijwel geruisloos op gang. Maar op het juiste moment slaan ze keihard toe, zo ervaren we onderweg van Slot Bensberg naar de Nürburgring.
De meeste autojournalisten gaan er prat op hoe veilig ze zich voelen wanneer ze op de bijrijdersstoel naast een ervaren coureur plaatsnemen. Nou, dat hoor je mij dus nooit zeggen. Anders dan mijn collega’s heb ik, door schade en schande wijs geworden, geen grenzeloos vertrouwen in de reflexen en impulsen van professionele coureurs. Misschien ligt dat ook wel aan mijzelf. Wellicht ben ik zo iemand die het ongeluk aantrekt wanneer ik op de bijrijdersstoel plaatsneem. Ben ik die overstekende zwarte kat. Fungeer ik als magneet voor inslaande meteorieten en bliksemschichten. Hoe dan ook herinner ik me als de dag van gisteren mijn niet-voltooide ronde op de Nürburgring in een BMW X5 Le Mans V12 aan de zijde van een zeer ervaren en gerespecteerd voormalig Formule 1coureur. Die eindigde na een zwierige pirouette met de achterkant in de vangrail, en een ontgoochelde coureur: “Geen woord hierover tegen je collega’s, hoor je!” Maar ook een onnodige buikschuifactie door de sneeuw met een Porsche Boxster staat me nog helder voor de geest. Commentaar van de ex-rallyheld achter het stuur op zijn wat roestige reflexen: “De volgende keer ietsie eerder insturen en er is niks aan de hand ...”
GEEN DRUKTEMAKER
Kortom, wanneer de hoofdredacteur me de opdracht geeft om met Marc Lieb in een Porsche 918 Spyder over de Nürburgring te rijden, reageer ik niet meteen dolenthousiast. En dat wordt er niet beter op, als hij eraan toevoegt: “Hij gaat je demonstreren hoe hij de Nordschleife vier jaar geleden in minder dan zeven minuten heeft afgelegd.” Wanneer ik Marc een paar dagen later bij Slot Bensberg tref, blijkt hij gelukkig geen opschepperige druktemaker. In tegendeel, ik zit in de slottuin tegenover een rustige, vrij zwijgzame jongeman, die zijn woorden zorgvuldig kiest en clichématige superlatieven vermijdt. Algauw blijkt dat we op dezelfde school hebben gezeten, en op een gegeven moment betrap ik mezelf erop dat ik verval in opschepperige verhalen over puberale kwajongensstreken en ‘legendarische’ veroveringen op schoolfeesten. Marc hoort me beleefd aan, maar doet geen enkele poging om zijn eigen prestaties voor het voetlicht te brengen. Terwijl hij genoeg heeft bereikt om écht trots op te zijn. Hij is ingenieur en fabrieksrijder voor Porsche, is houder van het ronderecord op de Nordschleife, en zegevierde vorig jaar op Le Mans. Maar Marc is niet iemand die tijd verspilt met achteromkijken, hij houdt zich liever bezig met het hier en nu. Het is een prachtige herfstdag, en voordat we bij Slot Bensberg vertrekken, tillen we samen het koolstofvezel dak van de auto. Voorzichtig bergen we het op in het speciale vak in het front en vrijwel simultaan zetten we onze Blues Brothers-zonnebrillen op. Alvorens achter het stuur plaats te nemen, maakt Marc nog een rondje om de witte Porsche. “Ik ben destijds nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de 918, en ik heb er veel kilometers mee gemaakt. Hij wordt natuurlijk al twee jaar niet meer gemaakt, maar ik ben er nog altijd weg van.
Wat mij betreft is het één van de topkandidaten voor de titel Auto van de Eeuw.”
AANGAPEN EN NASTAREN
Inmiddels is het de hoogste tijd om koers te zetten naar de Nürburgring. Met licht klikkende relais en zacht zoemende elektromotoren rijden we over het terrein van Slot Bensberg. Alleen de vette Michelin-sloffen laten duidelijk van zich horen. Behoedzaam om zich heen kijkend verlaat Marc de uitrit. In het drukke stadsverkeer is gowiththeflow zijn motto. We worden in de 918 bekeken alsof we marsmannetjes in een zojuist gelande ufo zijn. Fietsende scholieren gapen ons verdwaasd aan, testosteronpetjes in getunede Golfjes bezondigen zich aan waaghalzerige inhaalmanoeuvres en starende suv-bestuurders slingeren van links naar rechts. Als regelmatige 918-rijder raak je er waarschijnlijk aan gewend, want Marc laat alle commotie onverschillig aan zich voorbijgaan. We verlaten de bebouwde kom en op de provinciale weg springt de 4,6-liter V8 aan om de elektromotoren aan de voor- en achteras bij te staan. Te midden van de groene weiden en de beboste heuvels rijdt Marc alsof hij examen moet doen voor het chauffeursexamen van Rolls-Royce. Met minimale stuurbewegingen, beschaafd accelererend en beheerst remmend doorkruisen we het landschap. De denkbeeldige popster op de denkbeeldige achterbank kan zonder een druppel te morsen zijn denkbeeldige champagne drinken, zo beschaafd gaat het er aan toe. Vervolgens draaien we de autobahn op. Gaat het dan nu gebeuren? Eh … nee. De voormalig Le Mans-winnaar houdt zich keurig aan de adviessnelheid van 130 km/h en vertelt ondertussen over het verloop van zijn carrière. Hoe hij – zoon van een Porscheingenieur – als vanzelfsprekend voor een technische opleiding koos, over zijn jaren in de kartsport en over zijn nieuwe baan bij de klantensportafdeling van Porsche. Net wanneer ik over zijn Le Mans-zege begin, zijn we al bij de slagboom van de Nürburgring. En voordat we het circuit op rijden, glimlacht hij me nog even vriendelijk toe.
DUIVELS TREKJE
Terwijl ik me nog even afvraag of ik inderdaad bij de echte Marc Lieb in de auto zit, veroorzaakt de plotselinge versnelling van de auto me zowat een whiplash … Marcs glimlach heeft een duivels trekje gekregen en met mijn betraande ogen meen ik even twee groeiende verdikkingen aan weerszijden van zijn voorhoofd te ontwaren. Algauw kan ik alleen nog maar krijtwit recht voor me uitkijken en al na één kilometer, bij het circuitgedeelte Tiergarten, heeft de onderkant van de zonnebril zich in mijn jukbeenderen geboord. Vervolgens geeft Marc het hybride beest de vrije teugels en kijkt hij even opzij. Hij ziet mijn verkrampte gezichtsuitdrukking en schaterlacht. Hij toont geen medelijden en houdt het gas er ijzerenheinig op. Vlak voordat hij afremt voor de Aremberg-bocht, kijkt hij op de snelheidsmeter: “Mwah, 285 kilometer per uur. Tijdens de recordrit zat ik hier al op 300.” Vreemd genoeg werkt die opmerking enigszins geruststellend en langzamerhand krijg ik het steeds meer naar mijn zin naast deze stoïcijnse duivelskunstenaar.
TESTOSTERONPETJES IN GETUNEDE GOLFJES BEZONDIGEN ZICH AAN WAAGHALZERIGE INHAALMANOEUVRES.
Welbeschouwd rijdt hij net zo kalm en beheerst als op de provinciale weg, alleen is zijn handelingssnelheid verviervoudigd, waardoor het landschap als in een hallucinatie aan me voorbijtrekt. Mijn respect voor Marcs recordrit neemt alleen maar toe, maar tegelijkertijd ben ik ook wel een beetje opgelucht dat hij het nu iets rustiger aan doet. Want ook nu, op 85 procent van hun kunnen, degraderen Marc en de 918 Spyder alle overige Ring-rijders tot statische figuranten. Sterker nog, het is alsof alle andere auto’s volle kracht achteruitrijden. Het is beangstigend, zinnenprikkelend en verslavend tegelijk ... Als een eindeloze rit over ’s werelds allersnelste achtbaan nadat je eigenlijk te veel gedronken hebt. Je weet dat het niet goed voor je is, maar toch kun je er geen genoeg van krijgen. G-krachten, adrenaline, endorfine en testosteron dansen een duizelingwekkende tango door mijn lijf. En dan, plotseling – ik vrees na ruimschoots zeven minuten – komt er een eind aan deze verschrikkelijke en tegelijkertijd geweldige rit … Hé Marc, wanneer gaan we weer?