Renault Alpine
De terugkeer van Alpine is een mooie gelegenheid om de drie generaties samen te brengen. Tijdens de familiedag op het fraaie Slot Bensberg is er eentje die nogal uit de toon valt.
De nieuwe Alpine A110 maakte afgelopen zomer al een tournee langs de bekendste klassiekerevenementen. Zo was hij te bewonderen op het Concours d’Elégance op Paleis Het Loo in Apeldoorn, en bij de Schloss Bensberg Supersports Classics in de buurt van Keulen. Tussen alle strenge juryleden en kwijlende liefhebbers grepen we in Duitsland onze kans om de drie Alpines voor het statige slot te fotograferen. De historie van Alpine is kort, maar vol mooie verhalen. Vooral de oudste, de A110, werd door zijn prachtige ontwerp en zijn rallysuccessen een gewilde klassieker. De oprichter van Alpine, Jean Rédélé, was de zoon van een kleine Renault-dealer in Dieppe in Normandië. Eigenlijk zou hij ambtenaar worden bij de Franse staat, maar daar kwam het niet van. Zijn vader vroeg hem om zijn bedrijf, waarvan na de Tweede Wereldoorlog niets meer over was opnieuw op te bouwen. Op zijn 24e werd Rédélé de jongste Renault-dealer van Frankrijk. Maar zijn ambities reikten verder. Rédélé werd coureur, constructeur én fabrikant.
OVERSTUUR
De carrière van Jean Rédélé kwam al vroeg op stoom. In 1954 werd in New York een prototype van zijn eerste sportwagen gepresenteerd. Een jaar later had hij drie modellen gebouwd in de Renault-fabriek in Billancourt: op basis van de Renault 4CV toonde Rébélé de Alpine A106 in de kleuren van de Franse vlag. Uiteindelijk zagen 250 exemplaren het levenslicht. De A106 werd opgevolgd door de A108 en in 1970 was de A110 klaar. Het was een kleine en lichte sportwagen met achterwielaandrijving, die er naar hedendaagse maatstaven klein en gedrongen uitziet. Een 1,3-liter motor stuurde 115 pk naar de achterwielen. Overstuur lag op de meest onverwachte momenten op de loer, maar kundige bestuurders wisten daar wel raad mee. De realisatie van de sportieve A110 was voor Rédélé nog altijd niet genoeg. Hij droomde van een Frans antwoord op de Duitse en Italiaanse grootmachten in de autosport, Porsche en Ferrari. Dat lukte niet helemaal. Hoewel de Renault Alpine in 1978 de 24 Uren van Le Mans won, wist de auto nooit uit de schaduw te komen van deze beroemde sportwagenbouwers. Ondanks financiële steun van Renault, dat Alpine in 1973 zelfs overnam. Wel behaalde de Alpine menig rallysucces. De merknaam is dan ook afgeleid van de overwinning die Rédélé al in 1954 in de wacht sleepte bij de Coupe des Alpes.
GORDINI
Al tijdens zijn productiejaren, van 1969 tot 1978, groeide de A110 uit tot een cultauto. Dat was deels te danken aan het tijdloze ontwerp van de A110, maar ook aan de rallysuccessen
die de auto behaalde. In 1973, toen bij het WK Rally de merkentitel werd geïntroduceerd, behaalde de Alpine afgetekend zes overwinningen. Dat gebeurde uiteraard niet met de kleine 1,3-liter motor, maar met een 1,8-liter motor van Gordini die goed was voor 175 pk. De motor stond bekend als storingsgevoelig, maar dat maakte niets uit voor het rallysucces. Pas toen Lancia met de Stratos met middenmotor op de proppen kwam, waren de hoogtijdagen van Alpine ten einde. Tegenwoordig is de A110, die met zijn hoogte van 1,13 meter net zo groot is als een kleuter, een begeerde auto voor verzamelaars. De nieuwe Alpine is dan ook vernoemd naar deze beroemde auto en heeft al bijna net zo’n iconische status. Het duurde lang voordat hij in productie ging. De geruchten over een wedergeboorte van het merk deden al jarenlang de ronde, maar pas in 2015 gaf CEO Carlos Ghosn groen licht. De gelimiteerde Première Edition moet de verkopen aanjagen: er worden vooralsnog maar 1955 exemplaren gebouwd. Dat aantal werd niet voor niets gekozen: 1955 is het geboortejaar van de eerste Alpine. De nieuwe A110 heeft een middenmotor en gaat andermaal proberen om de concurrentie van Porsche te verschalken. De Alpine richt zijn pijlen op de 718 Cayman, eveneens met vier cilinders en middenmotor.
Alle stijlelementen van de oer-Alpine komen terug bij de reïncarnatie uit 2017.
De A110 van 2017 is een duidelijk staaltje retrodesign, alle belangrijke stijlelementen van de oer-A110 komen terug. Hij is gedrongen en laag, heeft een pijlvormig ‘gezicht’ en vier ronde koplampen. Zelfs de inkepingen in de achterspatborden zijn gereïncarneerd, bij de oer-Alpine kreeg de motor op die manier zijn broodnodige verkoeling. De carrosserie bestaat nu voor 96 procent uit aluminium. Bij de oude A110 werd nog kunststof toegepast, dat met koolstofvezel was versterkt. Dat zie je tegenwoordig vaker, maar was destijds revolutionair. Designer Antony Villain wilde voorkomen dat de Alpine agressief of protserig oogt. Maar echt bescheiden oogt een auto als deze natuurlijk nooit.
NUCHTER
Bij de oer-A110 liep het vermogen uiteen van 92 tot 175 pk en de auto woog maar zo’n 750 kilo. De nieuwste Alpine weet 252 pk uit een 1,8-liter viercilinder te persen. Verder is hij voorzien van alle elektronische systemen die tegenwoordig gangbaar zijn in een auto. Daarvan is in de oer-A110 en in de diens opvolger, de A310, geen sprake: dat waren nog klassieke widowmakers. Al in 1968 begon Rédélé aan de opvolger van de A110 te werken, maar de A310 verscheen pas in 1971. Hij werd in eerste instantie uitgebracht met een viercilinder motor (2340 exemplaren) en vanaf 1976 met met zescilinder (9276 exemplaren). Vooral de 150 pk sterke V6 was een uitstekende motor, die ook werd gebruikt door Peugeot, Renault en Volvo. Net als de A110 was de A310 gebaseerd op een stalen chassis, maar hij was veel zwaarder en dus minder sportief. Aan spannend retrodesign deed men in de jaren zeventig nog niet, de A310 was gewoon een logische doorontwikkeling van de A110. Geheel volgens de toen heersende nuchtere mode, was het ontwerp hoekig en waren de fraaie rondingen verdwenen. Daardoor valt de A310 een beetje uit de toon tussen zijn voorganger en zijn opvolger. Het is wel familie, maar de A310 lijkt eerder op het verre neefje dat toevallig op bezoek komt.