FILES EN KLASSIEKERS
Dat deze mensen niet allemaal volkomen krankzinnig zijn geworden”, dacht ik toen ik twee weken geleden in een Parijse taxi zat. Ik was net met de Thalys op Gare du Nord aangekomen. De reis was voorspoedig gedaan. Van Rotterdam naar Parijs in 2 uur en 37-minuten – zonder vertraging en met een bordbistro binnen bereik – het blijft bijzonder fijn. Vanaf Gare du Nord ging de reis naar de Renault-fabriek in Flins, ruim 40 kilometer ten westen van de stad. Het duurde net zo lang als de 445 kilometer van Rotterdam naar Parijs. In de stad, op de Périphérique én op de autosnelweg A14: er was geen doorkomen aan. De Fransen claxonneerden zich een ongeluk, maar het mocht niet baten. Alleen de motorrijders, die met ware doodsverachting tussen het verkeer door slalomden, kwamen nog een beetje vooruit.
Ik probeerde me tijdens de Parijse claxonkakafonie in de forens te verplaatsen. Niet alleen in de woest toeterende Parijzenaar in zijn gedeukte Renault, maar ook in de Nederlandse forenzenpopulatie, die elke dag op de A1 bij Hoevelaken of de A2 bij Deil vaststaat. Zouden deze mensen significant meer moordneigingen hebben dan de leraar die elke dag met zijn broodtrommeltje en zijn leren tas op zijn fiets springt?
Het aantal files neemt flink toe: in het eerste kwartaal van 2018 zelfs met 25 procent ten opzichte van 2017. De A1 tussen Apeldoorn en Amersfoort blijkt het meest gevoelig voor een zware ochtendspits, in de avondspits heb je de meeste kans op file op de A27 tussen Utrecht en Breda. “Als we straks in autonoom rijdende auto’s rijden, is het voorbij”, hoor je dan. Dat duurt alleen nog wel even. Wat we eraan moeten doen: geen idee. Verhuizen naar de stad waar je werkt? Leuk, maar je partner werkt weer heel ergens anders. Thuiswerken? Maar hoe moet dat dan met bila’s, managementoverleggen, aanvliegroutes en klankbordgroepen? Carpoolen kan ook. Maar je collega luistert elke ochtend naar Giel Beelen en zegt bij alles wat jij vertelt: “Dat zei mijn vrouw vannacht ook.” Nog meer asfalt, langere treinen, ook dat is niet altijd de oplossing.
Er was nog een leuk autonieuwtje afgelopen maand: het aantal klassiekers van 40 jaar en ouder steeg juist met 24 procent sinds 2014. Alsof iedereen die in de file aansluit, ter compensatie een mooie klassieker koopt. Nu de lente is doorgebroken, zijn ze er allemaal weer: de DS’en, de MG’s, de Kevers, de Rugzakjes, de Triumph-eigenaren met hun Engelse petten. Ze rijden weer op de dijkweggetjes van de Betuwe, over de Grebbeberg, langs de Friese Meren en door het Limburgse mergellandschap. Een stoet van tevreden knorrende auto’s en al net zo tevreden knorrende bezitters. Misschien is een toerrit in het weekend wel dé remedie tegen de doordeweekse filestress.
Hopelijk herhaalt dit patroon zich alle weekenden tot ver in oktober. En haalt iedereen er voldoende levensvreugde uit om zich maandagochtend weer neer te leggen bij knipperende matrixborden en ellenlange filemeldingen.