Intern of opzet?
Heb je genoeg aan de interne flitser of moet je toch een systeemflitser gebruiken? We bespreken de voor- en nadelen en gaan ook in op het verschil tussen de goedkopere opzetflitsers en duurdere TTL-modellen.
De interne flitser
De ingebouwde flitser vind je op veel compactcamera’s, maar ook op APS-C-spiegelreflexen en systeemcamera’s. Hij zit meestal ingeklapt in de camerabody en met een druk op de knop klapt hij naar boven. Het voordeel ligt voor de hand: hij is er altijd wanneer je hem nodig hebt. Bovendien heeft hij geen aparte stroomvoorziening nodig: hij haalt zijn energie uit de accu van de camera. Maar er kleven ook nadelen aan. Door zijn compacte afmetingen levert de interne flitser in vergelijking met een opzetflitser veel minder licht, dat ook veel minder ver reikt. Bovendien werpt het kleine lampje alleen hard licht op het onderwerp en dat ook altijd alleen maar frontaal. Dat zorgt vaak voor rode ogen en onderwerpen dichtbij worden helemaal ‘kapotgeflitst’.
Dat zijn flinke nadelen, dus is het de vraag of je de interne flitser überhaupt moet gebruiken. We zouden zeggen: in geval van nood kan hij uitkomst bieden.
TTL-opzetflitser
Als je flitst weet je vaak niet hoe het precies uit zal pakken. Vaak moet je eerst de weergave op de display bekijken om te zien of de foto geslaagd is. Goede resultaten ontstaan dan soms alleen door trial en error: net zo lang uitproberen en instellingen aanpassen tot de foto goed is. Dat kost tijd en die heb je niet altijd.
TTL biedt dan uitkomst. Deze afkorting staat voor ‘Through The Lens’. Het houdt in dat de camera het licht meet dat door het objectief binnenkomt en deze gegevens doorstuurt naar de flitser. Deze past de flitssterkte hierop aan, zodat je meteen al bij de eerste keer een correct belichte foto hebt. Dat klinkt geweldig, maar er zitten grenzen aan: de TTL-methode werkt alleen bij frontaal flitsen. Wanneer je via het plafond of een muur flitst, kan de camera of de flitser niet weten wat voor afstand het licht moet afleggen en hoeveel licht er daarbij verloren gaat.
Opzetflitser
Opzetflitsers (ook wel systeemflitsers genaamd) zijn ideaal voor situaties waarbij je vaak van locatie verandert of met sterk wisselende onderwerpen, dus bijvoorbeeld op vakantie, tijdens een dagje eropuit of bij een evenement of reportage. Om een opzetflitser te gebruiken, schuif je hem op de flitsschoen van je camera of je houdt hem los van de camera. Doorgaans kan de kop van de opzetflitser gedraaid of gekanteld worden, zodat je hem bijvoorbeeld naar het plafond of naar een muur kunt richten, om te voorkomen dat het licht lelijk frontaal wordt.
Opzetflitsers zijn er al vanaf 60 euro. Dergelijke goedkope modellen zijn alleen handmatig in te stellen – een automatische regeling van de flitssterkte hebben ze niet. Dat heeft ook voordelen: door het handmatig instellen leer je de techniek van het flitsen goed doorgronden. Als het belangrijk is dat je snel de flitsinstellingen kunt aanpassen, moet je een duurder TTL-model kiezen.
Een belangrijk voordeel van de opzetflitser is dat hij behoorlijk compact is: hij past in iedere cameratas. Dat is een voordeel ten opzichte van de duurdere portable flitssets en studioflitsers, die veel meer ruimte innemen. Maar soms biedt een opzetflitser niet genoeg flitskracht – bijvoorbeeld wanneer je een outdoorsetting wilt belichten of tegen de zon in wilt flitsen. Dan zul je toch je toevlucht moeten nemen tot uitgebreidere en duurdere oplossingen zoals portable flitssets (lees hierover in CHIP FOTO magazine 26).