Professioneel belichten
Automatische belichting wordt steeds intelligenter. We leggen uit hoe digitale camera’s de lichtsituatie begrijpen en wanneer je beter handmatig kunt belichten.
Hoe automatische belichting de lichtsituatie meet en wanneer je handmatig moet belichten.
Wanneer je een (half) automatische modus gebruikt, gebruik je ook de interne lichtmeting van de camera. Druk je de ontspanknop voor de helft in, dan bepaalt de camerasensor (dslm) of een aparte sensor (dslr) hoeveel licht er door het objectief komt. Aan de hand daarvan wordt de lichtsituatie bepaald, waarna een belichtingstijd, diafragma of ISOwaarde wordt aanbevolen. En dat alles gaat automatisch – bijzonder handig en daarom veelgebruikt.
Maar soms wil een foto maar niet lukken, of wordt bijvoorbeeld een portret veel te helder, hoe vaak je het ook opnieuw probeert. Dan sta je voor een raadsel en is het tijd om je in te lezen in de automatische belichting van je camera. Die werkt namelijk jammer genoeg niet altijd foutloos. Het belangrijkste is, dat er voor de betreffende situatie een passende meetmethode wordt gehanteerd. En van alle meetmethodes die
er zijn, zijn er drie die over het algemeen het meest gebruikt worden.
Slimme belichting
Welke meetmethode de juiste is, hangt vooral af van het onderwerp. Wanneer je bijvoorbeeld een portret maakt voor een witte muur, dan zijn de huidtinten van belang. Daarom gebruik je een spotmeting waarbij alleen de helderheid in het midden van het beeld (het actieve autofocuspunt) wordt bepaald. Een tweede voordeel van deze methode is dat je bij afwijkende huidtinten zonder problemen een lichte belichtingscorrectie kunt toepassen.
Bij landschapsfoto’s moet juist bij voorkeur de gehele foto gelijkmatig worden belicht. Daar is de matrixmeting (meerveldenmeting) beter geschikt voor. Dit is een complexe functie die probeert om de accenten van het onderwerp te bepalen en de belichting op die situatie af te stemmen. Dat is moeilijk om voor te stellen, maar het leidt wel tot verrassend goede resultaten. Ben je creatief aangelegd en wil je met behulp van de belichtingscorrectie het resultaat beïnvloeden, dan werkt de matrixmeting doorgaans niet op een wenselijke manier. Daarom hebben veel camera’s ook nog een integraalmeting, die de helderheid van de hele uitsnede bepaalt, zonder dat er rekening wordt gehouden met accenten (zoals bij de matrixmeting).
Nadelen van spotmeting
Om bij zeer heldere of donkere onderwerpen met de lichtmeting tot goede resultaten te komen, heb je ervaring nodig en moet je zelf ingrijpen. De reden is dat camera’s zijn gekalibreerd op achttien procent grijs. Huidtinten van mensen uit Midden-Europa worden daardoor goed afgebeeld, net zoals landschapsfoto’s, architectuurfoto’s en andere onderwerpen. In speciale gevallen, zoals onze openingsfoto van de zwarte hond, leidt de lichtmeting toch tot verkeerde resultaten: De sensor stelt vast dat er weinig licht door het objectief komt en gaat er vanuit dat het onderwerp slecht belicht is. In werkelijkheid absorbeert de zwarte vacht van de hond heel veel omgevingslicht. Omdat de camera dit niet weet, wordt de sluitertijd verlengd, om zo een helderdere foto te krijgen die overeenkomt met achttien procent grijs. Daarmee volgen de grijstrappen wel de richtlijnen, maar de glanzende hondenvacht komt op de foto maar grijs en flets over.
In zo’n geval gebruik je een krachtige negatieve belichtingscorrectie. Daardoor verschuiven de grijstrappen in het histogram duidelijk naar links en worden zelfs afgesneden, maar de indruk van de foto geeft de realiteit veel beter weer.
“De matrixmeting is moeilijk te bevatten, maar leidt vaak tot verbazingwekkend
goede resultaten.”