Perfecte witbalans
Zo gebruik je de witbalans voor realistische reproducties en creatieve sferen – al tijdens het fotograferen, of naderhand op de pc.
Natuurkundig bekeken bestaat er niet zoiets als kleur, alleen maar licht van verschillende golflengtes. In het menselijk oog verzamelen drie soorten kegeltjes licht van verschillende golflengtes (S, M en L) en geven die informatie door aan de hersenen. Bij de neurale verwerking ontstaan door het mengen van de verschillende golflengtes de kleuren die we waarnemen. Bij een digitale camera werkt het op een vergelijkbare manier. Een camera heeft ook sensoren voor licht en een korte, middellange of lange golflengte (rood, groen en blauw) en aan de hand van deze informatie worden de kleuren in de cameraprocessor of raw-converter geïnterpoleerd.
De camera-algoritmes simuleren dus de processen van onze hersenen. Het probleem daarbij is dat de mens licht van een bepaalde golflengte niet altijd hetzelfde waarneemt, maar de informatie afstemt op andere informatie, bijvoorbeeld de vorm van het onderwerp of het omgevingslicht. Daardoor is het relatief makkelijk om bijvoorbeeld een sneeuwlandschap direct als zodanig te herkennen, ook wanneer het in koel blauw daglicht is gehuld.
Automatische kleurcorrectie
In de camera is de automatische witbalans verantwoordelijk voor realistische kleuren. Afhankelijk van het omgevingslicht worden de kleuren wat anders gemengd, zodat de kleuren er voor ons natuurlijk uitzien. Een goede automatische witbalans zorgt er bijvoorbeeld voor dat een sneeuwvlakte in het uv-licht van een berg er altijd een beetje blauw uitziet en een wit blad in kunstlicht hoogstens crème wit. Om die reden is de witbalans een zeer belangrijke functie, die helpt om foto’s ‘kleurecht’ te maken.
Maar ook al is de witbalans nog zo praktisch, er zijn ook minpunten. Dat is ook de reden dat elk cameramodel extra mogelijkheden biedt qua kleuraanpassing. Zelfs compactcamera’s met een matige uitrusting hebben instellingen voor verschillende lichtsituaties zoals ‘kunstlicht’ en ‘daglicht’, of ‘bewolkt’. Op beter uitgeruste systeemcamera’s kun je vaak ook nog de lichttemperatuur (Kelvin) instellen, wat vooral in de studio heel erg handig is en bij kunstlicht vrijwel direct een genormaliseerde lichttemperatuur oplevert.
De handmatige witbalans is nog nauwkeuriger: hierbij moet je zelf eerst op een neutraal vlak focussen – in het ideale geval gebruik je daar een grijskaart voor, maar wit papier kan ook. Zelfs wanneer dit vlak er door de reflectie van een knalgroene muur wat groenig uitziet, ‘weet’ de camera dat er een menging van gelijke delen rood, groen en blauw nodig zijn. Deze afstemming geldt voor alle volgende foto’s als referentie. Bij een gecontroleerde lichtsituatie is deze lichtbalansmethode zeker aan te raden, maar bij daglicht moet je in de gaten houden dat de handmatige witbalans echt alleen maar werkt voor het gedeelte waar de grijskaart zich bevond. Een paar stappen verder, bijvoorbeeld in de schaduw, kan de situatie dus weer totaal anders uitvallen.