Tips voor de witbalans
Bij veel lichtbronnen en situaties moet je de kleuren bij het nabewerken zorgvuldig afstellen.
Manipuleren
Realistische kleuren zijn niet altijd wat je hebben wilt. Een romantisch beeld komt bijvoorbeeld veel beter over met geelwarm licht en een technische foto werkt juist weer beter met subtiele koelblauwe tinten. Ook bij bijvoorbeeld een zonsondergang is het belangrijk om de kleuren niet veel te sterk te corrigeren: met de feitelijk ‘juiste’ instelling van 2500 Kelvin ziet de hemel er namelijk lang niet zo vlammend uit als je eigenlijk zou willen. Daarom kun je juist beter een ‘verkeerde’ witbalans gebruiken: om zacht avondrood intensiever te maken, zet je de witbalans gewoon op ‘bewolkt’. Op die manier gaat
de camera ervan uit dat het omgevingslicht koelblauw is en mengt de kleuren daarom veel warmer. Omgekeerd verander je met een verkeerde witbalans een foto bij daglicht eenvoudig in een dromerige foto, alsof deze bijvoorbeeld bij maanlicht is gemaakt: zet de witbalans voor dat effect op ‘kunstlicht’ of ‘kaarslicht’.
Ben je geen reclamefotograaf die producten zo realistisch mogelijk moet fotograferen, dan is het sowieso niet per se nodig de ‘perfecte’ witbalans te vinden: de kleurweergave weerspiegelt de persoonlijke stijl van de fotograaf en die moet je natuurlijk behouden. Experimenteer er liever een beetje mee. Ten slotte is de kleurweergave ook altijd een creatieve beslissing.
Witbalans bij raw
De camera bepaalt de witbalans voordat de raw-data worden gecomprimeerd en als jpeg worden opgeslagen. Dat betekent dat de kleuren van de foto naderhand op de pc nog enigszins kunnen worden gecorrigeerd, zij het alleen met kwaliteitsverlies. Bij raw-foto’s ligt het anders: de raw-converter neemt de instellingen van de witbalans weliswaar over wanneer het bestand op de pc wordt geopend, maar deze instelling kun je nog helemaal veranderen, want de raw-data bevatten de ongecomprimeerde informatie van de sensor. Maar als je nu concludeert dat de witbalans voor rawfotografen overbodig is, ga je te kort door de bocht: wanneer je de witbalans gelijk bij het fotograferen goed instelt, hoef je bij het nabewerken niet te raden welke lichtsituatie en welke kleuren het meest overeenkomen met de werkelijkheid.
De meeste raw-converters ondersteunen de instelopties van het cameramodel, maar je kunt ook op de pc de lichtsituatie veranderen, bijvoorbeeld van ‘daglicht’ naar ‘onder water’. Bovendien is er altijd een regelaar voor het aanpassen van de kleurtemperatuur. Lightroom heeft nog de extra regelaar Kleurtint, die van groen tot magenta gaat. Voor een bevredigend resultaat zul je wat moeten experimenteren.
Een populaire tool is de pipet. Wanneer je daarmee op een neutrale tint klikt, mengt de raw-converter de kleuren opnieuw. Dat werkt meestal erg goed, zelfs wanneer het niet makkelijk is om een neutraal gedeelte in de foto te vinden (zelfs grijstinten kunnen warm of koud zijn). Vervolgens kun je het resultaat met de regelaars Temperatuur en Kleurtint nog verder aanpassen.
“Realistische kleuren zijn niet altijd gewenst. Een zonsondergang moet er niet neutraal, maar juist
vlammend uitzien.”