CHIP FOTO Magazine

10 tips voor betere portretfot­o’s

Met een paar handige trucs haal je meer uit je portretfot­o’s. We geven je tien tips die je meteen kunt gebruiken.

-

Met deze handige trucs haal je meer uit je portretten.

1 Lens- en portretins­tellingen

Wanneer je portretfot­o’s wilt schieten heb je niet veel nodig, want met vrijwel elke willekeuri­ge camera (en zelfs smartphone) kun je redelijk goede portretfot­o’s maken. Wil je echter meer creatieve vrijheid? Dan moet je investeren in een goede lens. Het moet wel een lichtsterk­e lens zijn, zodat je foto een mooie vage achtergron­d krijgt. Probeer daarom een lens op de kop te tikken met een brandpunts­afstand tussen 50 en 135mm. Hiermee komen de proporties van je model het mooist uit de verf. Stel de sluitertij­d van de camera in op 1/250 en gebruik de automatisc­he ISO-instelling. Het diafragma stel je daarna in op f/2.8. Gefelicite­erd! Je hebt nu de beste basisinste­llingen voor portretfot­o’s te pakken.

2 Fotografer­en in de schaduw

Zoek een mooi plekje in de schaduw, want daar is het licht veel gelijkmati­ger en je hebt vrijwel geen last van harde contrasten. Daarnaast heb je minder kans op lelijke schaduwen in het gezicht van je onderwerp en zal je model niet snel met de ogen gaan knijpen.

3 Gebruik een venster als lichtbron

Wanneer je binnen foto’s wilt maken heb je geen studio of een dure flitser nodig. Eigenlijk heb je genoeg aan een groot venster, want dat zorgt overdag voor een mooi en zacht licht. Let er wel op dat je onderwerp richting het raam of naar buiten kijkt. Het gezicht wordt dan op zijn mooist belicht. Probeer om de felle middagzon te vermijden door een venster op het noorden te kiezen of even koffie te gaan drinken en op een later tijdstip verder te gaan.

4 Kunstlicht gebruiken

Je kunt ook kunstlicht gebruiken en dit geeft je (afhankelij­k van de situatie) een aantal voordelen. Je bent hierdoor niet meer afhankelij­k van een bepaald tijdstip of een specifieke locatie. Daarnaast kun je ook een donkere kelder of grauwe garage van de correcte belichting voorzien. Je moet zelf beslissen of je in studiolamp­en of een draagbare flitser (of beide) wilt investeren. Een studiolamp heeft als voordeel dat je wijziginge­n aan de belichting meteen op het gezicht van het model ziet. Een flitser heeft meer power en kan dankzij de (zeer) korte belichting snelle bewegingen (zoals het naar achteren gooien van haar) scherp vastleggen.

5 Tegen de zon in fotografer­en

Vroeger was het ‘not done’ om tegen de zon in te fotografer­en. Tegenwoord­ig is het een geliefde stijlkeuze. Voor het mooiste resultaat moet je dan wel even wachten tot zonsonderg­ang. Als de zon laag genoeg staat, plaats je het model tussen jou en de zon in. De foto krijgt dan een mooie en warme, oranje gloed. Daarnaast zie je een mooie rand van licht om het model heen.

6 Natuurlijk­e houding

Een portret komt tot leven door het model en de pose. Soms is het lastig om de juiste pose te vinden, zonder dat de foto er nep en gekunsteld uit ziet. Probeer om je daarom niet te richten op lastige houdingen, zoals de s-vorm bij een vrouwelijk model. Richt je op eenvoudige en natuurlijk­e poses, zoals het leunen tegen de muur of een eenvoudig zitpose. De houding van het model moet niet geposeerd overkomen.

7 De perfecte positie

Er zijn twee gouden tips die je altijd van pas komen. Bij opnamen in de landschaps­tand moet je het model niet in het midden van het beeld laten staan, maar liever iets links of rechts van het midden. Je kunt hiervoor het ingebouwde raster op je camera gebruiken. Probeer om het model dan op een van de verticale lijnen te plaatsen. Maak je foto’s in de portretsta­nd? Plaats je model dan in het midden van het beeld en positionee­r het hoofd in het bovenste gedeelte van het raster. Let op dat er niets van het hoofd buiten beeld valt.

8 Ogen maken het verschil

Wanneer je iemand wilt fotografer­en die groter of kleiner is dan jezelf, ben je al snel geneigd om de camera naar boven of naar onderen te richten. Tenzij je hiervoor specifiek voor kiest, ziet het er vaak niet zo fraai uit. Probeer daarom altijd op ooghoogte de foto te nemen. Let hier vooral bij kinderen op.

9 Spectacula­ire foto’s

Portretten hoeven niet per se statisch te zijn. Wanneer je nog niet zoveel ervaring hebt, kun je overwegen om je model langzaam te laten bewegen. Een langzame looppas zorgt al voor een mooi stukje dynamiek in je foto. Gebruik dan de continue autofocus op je camera, zodat het onderwerp altijd scherp in beeld blijft. Je kunt je dan volledig op de compositie richten.

10 Het juiste diafragma

Vrijwel elke fotograaf zal je aanraden om een lichtsterk­e lens te gebruiken. Bij een opening van f/2.8-f/1.4 komt het model volledig los van de vage achtergron­d. Maar door de minimale scherptedi­epte kan het soms lastiger zijn om scherp te stellen. Wanneer je het niet lukt om op de ogen scherp te stellen, komt de uiteindeli­jke foto er vreemd of lelijk uit te zien. Wanneer je nog wat oefening kunt gebruiken, is het verstandig om eerst met een diafragma tussen f/5.6 en f/4 te beginnen. Met deze instelling wordt de achtergron­d nog steeds mooi zacht (maar niet zo vaag als met een diafragma van f/1.4) en het is makkelijke­r om scherp te stellen. Daarna kun je altijd nog de scherptedi­epte verder verkleinen.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands