De beste camera-instellingen voor video
Op je spiegelreflex- of systeemcamera vind je in het menu heel veel instellingen voor het opnemen van video. Maar wat betekenen ze? En welke zijn echt belangrijk?
Elke dslr of dslm heeft tegenwoordig wel een goede videofunctie waarmee je professioneel ogende video’s kunt maken. Maar wanneer je een kijkje neemt in het cameramenu en de vele video-gerelateerde functies ziet, krijg je het een beetje benauwd. Wat moet je nou instellen en welke settings kun je beter met rust laten?
Natuurlijk zijn een aantal instellingen belangrijker dan andere, zoals je hiernaast leest in het kader ‘De Big 5’. Deze functies moet je altijd opnieuw controleren voor je een take opneemt. Maar hoe zit het met de andere settings die je niet mag overslaan, of die het leven van de videomaker gemakkelijker maken? We laten hier enkele van de belangrijkste functies de revue passeren. Ze werken op de meeste systeemcamera’s en dslr’s ongeveer hetzelfde, alleen heten de functies vaak net iets anders. Controleer altijd even de handleiding van je camera als je meer informatie zoekt.
Videomodus
Als eerste draai je het wieltje met de programmamodi van je camera naar Video. Alleen dan zijn namelijk alle videofuncties van je camera volledig beschikbaar. Waar je bij het schieten van foto’s nog weg kunt komen met (semi-) automatische modi, moet je bij video absoluut alles handmatig instellen om de kwaliteit consistent te houden. Eenmaal in de videomodus moet je vaak nog een extra optie instellen om ervoor te zorgen dat de belichting helemaal handmatig geregeld kan worden (zoals Belichtingsmodus op de Sony Alpha 7 III of de Opnamemodus op de Canon EOS R). Zet die op Handmatig. Doe je dit niet, dan wijzigt de camera zelf de belichting wanneer de lichtomstandigheden veranderen.
Videoformaat, frameen bitsnelheid
Aangezien we hier in Europa zitten, stel je je camera in principe in op PAL, zodat de frequentie overeenkomt met ons stroomnet en je onder kunstlicht geen nare flikkering krijgt. Ben je in de VS of Japan, gebruik dan NTSC. Reis je naar een land buiten Europa waarvan je niet zeker weet welke instelling je nodig hebt? Zoek het online even op!
Afhankelijk van de PAL- of NTSC-instelling biedt je camera verschillende formaten aan voor de video-opname. Bij PAL-instelling kun je kiezen uit 25p of een veelvoud hiervan (afhankelijk van je camera). Hoe hoger de framesnelheid, hoe meer je kunt spelen in de nabewerking met effecten zoals slow-motion. 24p wordt door veel filmmakers gebruikt om de video er meer cinematografisch uit te laten zien.
Waarschijnlijk wil je intuïtief de hoogst mogelijke kwaliteit kiezen. Vraag jezelf echter af of je wel echt 4K nodig hebt, want hogere kwaliteit betekent ook dat je straks grotere bestanden in de montage moet verwerken. Kies in principe wel de best mogelijke bitsnelheid, dus bijvoorbeeld 50p 100M (megabits per seconde) – controleer wel even of je geheugenkaart dergelijke snelheden aankan. Vuistregel: gebruik kaarten waarvan de schrijfsnelheid hoger is dan de bitsnelheid.
Autofocus
Handmatig scherpstellen kan natuurlijk altijd, maar de nieuwste (systeem)camera’s bieden vaak een uitstekende autofocusfunctie, wat
vooral bij het volgen van een onderwerp superhandig is. Je kan meestal de AF-trackinggevoeligheid instellen. Die bepaalt hoe gevoelig de camera moet reageren op beweging van het onderwerp, waarop de focus vervolgens blijft ‘plakken’.
De autofocus-snelheid bepaalt daarnaast hoe snel de camera de focus verlegt van het ene naar het andere onderwerp. Soms is een snelle omschakeling het effect dat je zoekt, terwijl een langzame overgang juist ook prachtig kan zijn. Met deze functie kun je die snelheid in ieder geval eenvoudig veranderen. Tip: zet hem in de custom functies van camera, zodat je hem altijd snel kunt wijzigen.
Touchscreen
Als je je camera kunt bedienen met aanrakingen, schakel deze functie dan absoluut in. Met name het verleggen van de focus van het ene naar het andere punt in het beeld via een simpele aanraking werkt erg prettig. In combinatie met de focus (zoals bijvoorbeeld voor het verleggen van het focuspunt van de achtergrond naar de voorgrond) kun je hiermee mooie effecten creëren.
Viewfinder uitschakelen
Bij fotografie ben je gewend om door de viewfinder te kijken, maar voor video is het vaak handiger om alleen het scherm te gebruiken. Schakel daarom de viewfinder-weergave uit, zodat wanneer je per ongeluk iets voor de viewfinder houdt, het scherm niet automatisch overschakelt naar de viewfinder.
Picture profile
Veel moderne camera’s bieden tegenwoordig picture profiles, die je herkent aan benamingen als N-Log, C-Log of S-Log, om er eens een paar te noemen. Deze profielen leveren ruwe opnamen op die er erg vlak uitzien, maar in de nabewerking veel meer mogelijkheden bieden omdat ze een groot dynamisch bereik hebben. Het voert in deze korte tekst te ver om het gebruik van picture profiles uitgebreid uit te leggen, maar als je niet goed weet wat je doet, of als je in de montage toch niet van plan was om de kleuren of belichting te wijzigen, kun je beter de standaard van de camera gebruiken.
Audio
Laat de camera altijd geluid opnemen, zelfs als je een extern apparaat gebruikt voor de audio-opname. Dat maakt het in de nabewerking veel eenvoudiger om het geluid met de video te synchroniseren. Heb je een externe microfoon aangesloten op de camera, dan zul je de audio-opnameniveaus waarschijnlijk moeten aanpassen aan de gevoeligheid van je microfoon.