De Big Five: 5 instellingen die je altijd moet controleren
Doublecheck altijd – en dan bedoelen we echt elke keer – deze instellingen op je camera voor je begint met opnemen. Door steeds even 5 seconden aan deze check te besteden, voorkom je dat je je achteraf de haren uit je hoofd wilt trekken omdat je een essentiële setting verkeerd had staan.
1. Framesnelheid
Welke framerate je ook kiest, misschien nog wel belangrijker is dat je voor één project steeds dezelfde framerate gebruikt. Dat maakt het monteren namelijk een stuk eenvoudiger. Het is zelfs in geavanceerde software geen doen om een video die je per ongeluk hebt geschoten in 30i om te rekenen naar 24p en tegelijkertijd dezelfde kwaliteit te behouden.
2. Sluitertijd
Voor fotografie wil je deze instelling gemakkelijk kunnen veranderen en daarom zit het wieltje hiervoor ook meestal op een makkelijk bereikbare plek. Maar voor video is het belangrijk dat je hem op de juiste instelling – afhankelijk van de framerate – laat staan. Juist omdat de instelling zo gemakkelijk per ongeluk te wijzigen is, moet je hem voor het opnemen van video steeds even controleren.
3. ISO
Zet de ISO liefst op de laagst mogelijke instelling die je camera biedt. Meestal zal dat neerkomen op ISO 100. Daarmee voorkom je dat er storende ruis ontstaat in je videobeeld. Natuurlijk kun je de ISO wel wat verhogen als dat nodig is, maar probeer zo laag mogelijk te blijven. Zet je ISO-instelling liever niet op Auto, want dan zal de belichting steeds veranderen tijdens het filmen. Dat kun je beter voorkomen.
4. Witbalans
Stel de witbalans nooit in op automatisch, maar kies zelf een vaste instelling. Anders zal de witbalans voor elke opname anders zijn, want in de montage rampzalig is. Als vuistregel kun je aanhouden dat je voor buitenopnamen bij zonlicht een Kelvin-waarde van 5600 instelt, en 3200 voor binnen bij warm kunstlicht. In andere situaties kun je het beste even experimenteren met de juiste instelling en daarbij vervolgens blijven.
5. Diafragma
Eigenlijk moet je deze instelling doorlopend controleren. Niet omdat je de f-waarde steeds hetzelfde zou moeten houden, maar juist omdat hij belangrijk is voor het effect dat je wilt bereiken. Voor een close-up wil je bijvoorbeeld maar een klein stukje scherp hebben en de rest wazig, terwijl je voor het volgende shot juist de hele omgeving scherp in beeld wilt brengen.