Zeldzame coupés op basis van een VW Kever
Beutler Special Coupé, Rometsch Lawrence
In de jaren vijftig bouwden kleine carrosseriebedrijfjes de mooiste creaties op basis van heel eenvoudige techniek. Zo stond de Volkswagen Kever aan de wieg van de beeldschone Rometsch Lawrence en de Beutler Special Coupé.
Wanneer je de Rometsch Lawrence en de Beutler Special Coupé naast elkaar ziet staan, vallen de verschillen achter de B-stijlen het meest op.
Hele volksstammen zijn opgegroeid met de Volkswagen Kever. Ze gingen er voor het eerst mee op vakantie, kregen stiekem de eerste rijles of reden er elke dag mee naar het werk. Daarom staat de Kever, ook bij latere generaties, nog haarscherp op het netvlies. Veel minder bekend is dat er op basis van de Kever tal van speciale modellen zijn gebouwd. Er was geen chassis waarop je zo gemakkelijk een andere carrosserie kon zetten dan dat van de Kever.
De bolle carrosserie van de Kever was heel eenvoudig van het chassis te scheiden. Ferdinand Porsche wilde het chassis voor allerlei doeleinden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor militaire voertuigen. Toch maakte Volkswagen begin jaren vijftig nauwelijks gebruik van die mogelijkheid. Er werden maar twee modellen van de Kever aangeboden: de standaard uitvoering en het luxere model voor de export. Een vouwdak was optioneel leverbaar.
Ben Pon
In Wolfsburg werd het Kever-chassis overigens wel degelijk gebruikt voor andersoortige voertuigen. Zo reed er door de fabrieken een transportwagentje, dat technisch identiek aan de Kever was. Beroemd is het verhaal van de Nederlander Ben Pon, die op een papiertje zijn ontwerp voor de T1 tekende. Inspiratiebron was het transportvoertuig uit de fabriek in Wolfsburg. Pons eerste schets resulteerde uiteindelijk in de Volkswagen T1. Toen hij de Kever ontwierp, had Ferdinand Porsche al rekening gehouden met de komst van een cabriolet. Enkel de cabriolets die Karmann in Osnabrück en Hebmüller in Wülfrath bouwden, werden na zware tests goedgekeurd door Volkswagen. Karmann had een vierpersoons cabriolet met een dik gewatteerd vouwdak gebouwd en de cabrio die Hebmüller toonde, was een tweezitter met een strak gesneden kap en een sportieve vormgeving. Wie in plaats van de gewone Kever of de twee cabrio's iets spannenders, eleganters of snellers wilde hebben, kon daarvoor niet bij de fabriek zelf terecht. Toenmalig directeur
De toenmalige directeur was stellig: Volkswagen bouwt auto's, geen
carrosserieën.
Heinrich Nordhoff was stellig: Volkswagen bouwde auto's, geen carrosserieën. Hij wilde zelf in de hand houden hoe de auto's eruitzagen die zijn fabriek verlieten.
Toch verschenen ook zonder de zegen van Nordhoff tal van luxe coupés en cabriolets op basis van de Kever. De auto-industrie beleefde na de oorlog gouden tijden. Met name in het snel opkrabbelende Duitsland steeg de vraag naar mooie auto's explosief. Veel mensen wilden een luxe auto, maar wel met
de robuuste eigenschappen van de Kever. Er waren verscheidene fabrikanten die een speciale carrosserie voor op het Kever-chassis maakten. De bekendste waren Dannenhauer & Stauss in Stuttgart, Drews in Wuppertal, Wendler in Reutlingen, Rometsch in Berlijn en Enzmann, Ghia Aigle en Beutler in Zwitserland. Vooral Rometsch was ambitieus: het wilde de Amerikaanse markt veroveren.
De oprichter van Rometsch had zijn kennis opgedaan bij de Berlijnse carrosseriebouwer Erdmann & Rossi, die in de jaren twintig en dertig speciale koetswerken bouwde op de chassis van Mercedes, Bugatti en Horch. Ook Johannes Beeskow, de huisontwerper van Rometsch, had bij Erdmann & Rossi gewerkt. Later werd hij hoofd van de technische afdeling van Karmann. Op de autoshow van Berlijn in 1950 maakte Rometsch zijn debuut. De sportcoupé op basis van de Kever werd enthousiast onthaald. Duitse filmsterren, die om de hoek in Babelsberg hun werk deden, waren graag bereid om de basisprijs van 8900 Duitse mark voor de auto te betalen – destijds een immens bedrag. Toen later Amerikaanse supersterren als Gregory Peck en Audrey Hepburn een Rometsch kochten, had dat zeer positieve gevolgen voor de verkoop van de auto, die vanwege zijn gebogen taillelijn ook wel 'de banaan' werd genoemd. Om zijn elitaire klantenkring iets nieuws te kunnen bieden, kwam Rometsch in 1957 met een compleet nieuw model dat duidelijk tegemoet kwam aan de Amerikaanse smaak. Dat was de Lawrence. De door de Berlijnse ontwerper Bert Lawrence ontworpen coupé stond nog altijd op het chassis van een Kever en werd aangedreven door de standaardmotor met 30 pk. De lijnen van de Karmann Ghia zijn al een beetje in de auto te herkennen. De auto was 2,5 keer zo duur als een Kever 1200.
Gewaagd Zwitsers plan
In het Zwitserse Thun bouwden de broers Ernst en Fritz Beutler auto's die nog exclusiever waren dan de Rometsch. Al in 1948 kwamen zij met een eigen cabriolet op basis van de Porsche 356, die toen in Gmünd werd gebouwd. Technisch was deze auto zeer nauw aan de Kever verwant. De broers Beutler hadden al snel door dat het chassis van de Kever vele mogelijkheden bood en vervolgens ontwikkelden ze in eigen beheer een 2+2-sportcoupé en een cabriolet. Dat was een gewaagde stap: omdat Volkswagen nog altijd weigerde om het chassis te leveren, moesten de broers – net als alle andere carrosseriebouwers – complete auto's kopen en daar de carrosserie vanaf schroeven. De broers toonden beide auto’s op de Salon van Genève in 1954. Aan de lang uitgerekte, ietwat Frans aandoende carrosserie, valt niet te zien dat de Beutler Special Coupé zijn techniek deelt met miljoenen Kevers. De basisversie wordt eveneens aangedreven door de 30 pk sterke motor van de Kever 1200. Wie het sneller en exclusiever wilde, kon de auto laten voorzien van Porsche-techniek. Zo'n auto werd dan wel duurder dan een standaard 356 Carrera. Met de 75 pk sterke motor van de Porsche 356 A 1600 Super presteerde de coupé van Beutler geweldig. Vanwege de hoge topsnelheid van 175 km/h was het verstandig dat de koper ook Porsche-remmen met grotere trommels liet monteren. De exclusieve Beutler Special Coupé dichtte het gat tussen Volkswagen en Porsche. Hij was bijna net zo ruim en net zo geschikt voor dagelijks gebruik als een Kever, maar had wel een krachtige motor.
Zeldzaamheden
De geslaagde mix van praktische bruikbaarheid en snelle prestaties maakt nog steeds indruk. Vanuit welke hoek je de Beutler Special Coupé uit 1958 ook bekijkt, zijn ontwerp heeft de vele decennia goed doorstaan en ook kwalitatief steekt de auto doordacht in elkaar. Bij de Rometsch Lawrence is dat wat minder het geval: als je de motorkap opent, zie je wat onnauwkeurigheden. Doordat hij smaller is dan de Beutler, biedt hij minder binnenruimte. Maar onderweg merk je aan zijn rijeigenschappen, zijn veerkarakteristiek en het kenmerkende motorgeluid meteen dat je in een aangepaste Kever rijdt. Het voelt alsof de auto zijn kloffie voor een smoking heeft ingeruild: dezelfde auto, andere uitstraling. Sportief is hij niet, maar zijn ontwerp mag er nog steeds zijn. De grote panoramische voorruit, het koepelvormige dak en het lijnenspel ademen de sfeer van de jaren vijftig, toen Amerikaans autodesign van grote invloed was op de Europese smaak. De Beutler Special Coupé is veel dynamischer en levendiger dan de Rometsch Lawrence, wat ook niet zo vreemd is als je het vermogensverschil in ogenschouw neemt. Vanwege de lagere zitpositie heb je niet alleen aanzienlijk meer hoofdruimte, maar ook een veel directer contact met de weg. Hoewel hij zijn afkomst niet verloochent, is de Beutler Special Coupé vooral een elegante verschijning waarmee het heerlijk toeren is.
Dat er van deze twee exclusieve coupés op basis van de Kever uiteindelijk niet veel zijn verkocht, komt enerzijds door de hoge prijzen. Anderzijds kregen zij vanaf 1955 concurrentie van de Karmann Ghia, die een stuk goedkoper was. Van de Rometsch Lawrence zijn tussen 1957 en 1961 ongeveer 200 exemplaren gebouwd. De gebroeders Beutler verkochten slechts 28 exemplaren van de Special Coupés, waarvan zes met een Porsche-motor. Beide auto's laten zien dat in de jaren vijftig niet alles om de Volkswagen Kever draaide.