Citroën DS 21 Pallas
Gert Huiting verpandde op jonge leeftijd zijn hart aan de Citroën DS en verdient er tegenwoordig zijn brood mee.
Hij onderhoudt en restaureert Snoeken in zijn werkplaats in Drenthe. Afgelopen twee jaar restaureerde Gert tussen de opdrachten door een DS 21 Pallas, een nagenoeg roestvrij exemplaar waar evengoed heel veel werk aan zat.
Op zeventienjarige leeftijd kocht Gert Huiting zijn eerste DS. “Dat was mijn eerste miskoop”, grapt hij. Maar het ‘kwaad’ was al geschied: Gert was in de ban van de DS. “Sinds ik erin gereden had, was er geen weg meer terug”. Na die eerste DSpécial volgden er nog vele. Hij kocht voornamelijk harde auto’s uit Frankrijk die een opknapbeurt konden gebruiken. In de wintermaanden haalde hij zo’n DS uit elkaar en tegen de tijd dat de lente begon, kon de auto weer de weg op. “Het gaf me altijd veel voldoening als zo’n Godin er weer perfect bij stond en weer jaren mee kon.”
Gert deed het sleutelen naast zijn dagelijkse werkzaamheden. Hij werkte 15 jaar lang bij een Toyota-dealer en besloot in 2011 om van zijn hobby zijn werk te maken. Gert onderhoudt, repareert en restaureert sindsdien Citroëns ID/DS in zijn werkplaats in Gasselternijveen (Drenthe). Normaliter werkt Gert aan de DS’en van klanten, maar tussen de bedrijven door restaureert hij stukje bij beetje zijn eigen DS'en. Zo’n project kan maanden, zo niet jaren duren. Gert houdt een restauratiedagboek met veel foto’s bij op zijn website (www.hovc.nl). Ondertussen is hij bezig aan zijn derde restauratie. Voor Classic Cars blikt hij terug op zijn eerste project: een roestarme DS 21 Pallas uit 1967, waar hij sinds 2014 aan gewerkt heeft en waarvan de restauratie onlangs voltooid is.
Franse mentaliteit
De DS 21 Pallas die door Gert weer als nieuw is gemaakt, werd in 1967 gekocht in Parijs. De eigenaar vloog vanuit Californië naar Frankrijk, haalde zijn nieuwe auto op en maakte er vervolgens een rondreis mee door Europa. Daarna vloog hij terug naar de Verenigde Staten en zorgde Citroën ervoor dat de auto hem per boot achterna kwam. Dat werd in die tijd wel vaker gedaan. De eerste eigenaar werkte als docent op de universiteit van Californië (Berkeley) en reed ermee op het campusterrein. Nadat hij de DS inruilde, werd de auto door de dealer babyblauw gespoten. De tweede eigenaar werkte eveneens als docent op de universiteit en nam de DS mee toen hij naar Frankrijk emigreerde. Zodoende heeft Gert in Frankrijk een DS uit Californië gekocht. Toen hij de auto in ontvangst nam, zat de Berkeley-sticker nog op de voorruit.
Gert zag in de Amerikaanse DS een perfect basis voor een uitgebreide restauratie: “Het chassis bleek zeer gezond en roestarm te zijn dankzij de Californische zon.” Toch zou de restauratie de nodige voeten in de aarde hebben,
want de auto had nog het rode – onderhoudsintensieve – hydraulische systeem. De olie in het rode systeem heeft als aanduiding LHS en is sterk hygroscopisch: het neemt vocht uit de lucht op. LHS werd gebruikt vanaf 1955 tot september 1966, toen Citroën voor modeljaar 1967 overschakelde op het groene systeem (LHM). “De groene olie is prachtig spul, het is een minerale olie. Je kunt het bijna drinken.” Hoewel de DS 21 van Gert uit 1967 komt, had hij toch het rode systeem. “Dat komt omdat het groene systeem nog niet was goedgekeurd voor de Amerikaanse markt. Waarschijnlijk hebben ze in de Citroën-fabriek een model van het oude type met het rode systeem gepakt en de buitenkant omgebouwd naar de specificaties van 1967, met nieuwe schermen, bumpers en de bijbehorende motorkap. Er gebeurden sowieso rare dingen in de fabriek: mijn DS was
oorspronkelijk blauw metallic, maar kreeg het typeplaatje voor een grijze lak.”
Restauratie
Gert wilde de auto geheel demonteren en de kans aangrijpen om het hydraulische systeem om te bouwen naar LHM. Hiervoor moest hij alle hydraulische delen loshalen en alle slangen, rubbers en leidingen vervangen. Het groene systeem was niet alleen onderhoudsvriendelijker, het was ook historisch verantwoord. Citroën was voor modeljaar 1967 tenslotte overgeschakeld op het groene systeem. Gert zou de lakkleur ook kloppend maken: Gris Palladium, zoals op het typeplaatje staat.
In de zomer van 2014 ontmantelde Gert de DS 21. “Dan kun je pas echt goed zien hoe goed de conditie is.” Bij menig restauratieverhaal breekt nu het hoofdstuk over verborgen roest aan, maar Gert had geluk. Na een behandeling met de stoomcleaner was er haast geen vuiltje aan de lucht. Alleen een hoekje linksachter bleek doorgeroest. Vervangen was een kleine moeite. Aangezien hij toch bezig was, pakte hij de vloer van de bagageruimte ook mee. Die was niet slecht, maar de randen en kanten waren niet meer zo fraai. “Gek genoeg waren de dakrand en de gootjes wel in een zeer goede staat. Dus die liet ik zo, want goed is goed.” Alle hydraulische delen werden naar Citrotech in Oldebroek gestuurd voor revisie.
Toen Gert het project in de herfst weer oppakte, stuitte hij toch op meer roest. Hij ontdeed de bodem van bitumen (teer) en verwijderde de beruchte strips die er links en rechts op waren gelast. “Van buitenaf leek het allemaal roestarm, maar bij demontage bleken er toch gaatjes in de bodemplaat te zitten.” Dit herstelde hij met nieuwe plaat. “Verder zat hier en daar nog wat klein laswerk, maar dat mag geen naam hebben voor een dame van meer dan 46 jaar oud.” Daarna werd het chassis geschuurd, gereinigd en ontvet. Alles werd gespoten met een impregneermiddel (RX5). Gert gebruikt al 25 jaar Caprotech RX, een product waarmee je oppervlakken voorbehandelt die door roest zijn aangetast. “Caprotech is een bedrijf dat klassiekers restaureert en ze gebruiken het middel zelf ook. Dat vind ik een fijn idee.” Maar met één laag ben je er niet. In de winter werd het chassis voor een tweede keer in de RX5 gespoten. Het hing in een ‘spit’, zodat het helemaal omgedraaid kon worden en alle holle ruimtes vol liepen. Na het drogen werkte Gert alle naden en lasverbindingen af met nadenkit. Om het authentiek te laten lijken, bracht hij het aan met een kwast. Na een paar dagen drogen lakte hij alles af met RX10, wederom tweemaal om het mooi gedekt te krijgen. “Het chassis is hiermee beter beschermd dan het ooit geweest is.”
Begin 2015 kon Gert voorzichtig beginnen met de opbouw van de auto. Hij monteerde de remtrommels, de veercilinders, de leidingen en de afdichtrubbers – allemaal gereviseerd en LHM-bestendig. Hij keek de hydraulische leidingen na en verving de slangen waar je echt niet bij kunt als de motor erin zit. Tussen de bedrijven door ging het plaatwerk in een loogbak om ervoor te zorgen dat alle oude lak en plamuur eraf was. De portieren kostten iets meer tijd dan gedacht: “Ze waren niet slecht, maar om ze nog jaren te laten meegaan heb ik de onderbakken toch vervangen. En het is zonde om het half te doen, want het spuiten kost toch evenveel.” De motor werd bijna geheel gedemonteerd. Gert testte de cilinderkop op lekkage – “Naarmate de DS'en ouder worden, treden scheurtjes in de koppen steeds vaker op” – sleep de kleppen weer netjes in op de zittingen en verving de klephoedjes voor betere exemplaren. Hij monteerde ook nieuwe zuigers, cilinderbussen en zuigerveren, plus een nieuwe distributieketting en spanner. “Ik was toch lekker bezig.” Toen de motor weer in de DS zat, konden de vele hydraulische onderdelen bevestigd worden. “Ik heb alle, maar dan ook alle rubbers van het rode systeem vervangen door LHM-rubbers.” Daarna kregen de gereviseerde onderdelen van Citrotech een plekje.
In het zonnetje
De Californische zon mag het chassis dan goed geconserveerd hebben, de felle zon maakte ook veel kapot. “Het leer lag in repen op de stoelen, het schuim in de zittingen was verpoederd, de lak op het dashboard was beschadigd en de babyblauwe lak op de carrosserie was weggebrand.” Daarom werden eerst de metalen gedeeltes van het dashboard voorzien van nieuwe krimplak. Vervolgens monteerde Gert een nieuwe kabelboom en toen kon het complete dashboard teruggezet worden. De tapijten, de hoedenplank en de kofferbakbekleding volgden daarna en werden gemonteerd met
“Het is zonde om het half te doen, want het spuiten kost
toch evenveel.”
Deze babyblauwe DS 21 Pallas uit Californië krijgt een uitgebreide restauratie. En de onderkant moet verzorgd worden. Maar dat is niet vreemd na 46 jaar. Het interieur was door de Californische zon geheel opgebrand, maar daar zie je nu niets meer van. Alle panelen passen perfect – na tientallen uren passen en meten. Dankzij het warme leefklimaat heeft de DS geen last van roest. De portieren zijn niet slecht, maar Gert vervangt toch alle
onderbakken. Tijdens CitroMobile 2015 plaatst Gert de nieuwe voorstoelen en
achterbank.
De deuren blinken weer als nieuw.
Oké, misschien een beetje. Maar dat is snel verholpen met
een nieuw hoekje ... Het rode hydraulische systeem wordt omgebouwd naar groen.
De achterklep is een oudje, maar bevat wel de begeerlijke
Belgische chroomstrip. Blije gezichten bij de RDW tijdens de
keuring van Gerts beeldschone DS.
extra isolatie. De DS 21 kreeg een nieuwe voorruit, dus de Berkeley-sticker verdween. De oude achterruit werd wel hergebruikt. De nieuwe voorstoelen en achterbank lieten nog even op zich wachten. Gert had autobekleder René Schoone ingeschakeld voor het nieuwe meubilair. “Hij levert vakwerk, maar hij heeft het zo druk dat je je bestelling lang van tevoren moet doorgeven.” Ondertussen was het april 2015 en had Gert het plan om de auto begin mei mee te nemen naar CitroMobile in Vijfhuizen – hopelijk met de nieuwe stoelen. Tijdens CitroMobile 2015 zagen wij Gerts DS 21 Pallas voor het eerst. Hoewel de motorkap, de portieren en de spatborden ontbraken, zag de auto er al piekfijn uit. En de DS had voorstoelen en een achterbank! “De dag ervoor waren de stoelen en de achterbank klaar. Op de beurs heb ik ze er voor de eerste keer in gezet.” Een andere eye-catcher was de Belgische achterklep. Deze klep heeft een zeldzame verchroomde sierlijst die als accessoire alleen werd geleverd op de Belgische exemplaren.
Afbouwen
Na CitroMobile stond het project enige tijd stil. Toen Gert weer tijd had, maakte hij de portieren pas op de auto. “Als je dit perfect wilt doen, kun je er wel een week mee bezig zijn. Het is niet als bij een nieuwe auto, waarbij de deuren gewoon passen.” Voor het spuiten stelde hij ook de voorschermen en de motorkap af. De originele achterschermen waren toch niet zo fraai meer als gedacht, dus koos Gert ervoor om nieuwe te plaatsen. Het spuiten moest nog even wachten, want eerst ging het plaatwerk in een bad om het vliegroest en vet te verwijderen en daarna kreeg het een KTL-behandeling. “Dit staat voor Kathodische TauchLackierung, een elektrostatische dompellak die beschermt tegen corrosie.” Daarna werden alle panelen samen met de DS naar de spuiterij gebracht om gespoten te worden. “Dan volgt het afbouwen, het mooiste wat je kunt doen.” In maart 2016 heeft Gert zijn DS 21 Pallas helemaal afgebouwd. “Het eindresultaat is meer dan goed gelukt.” Tot slot kreeg de DS een Nederlands kenteken. “De DS maakte veel indruk bij de keurmeesters van de RDW in Groningen.”