Vreemdeendin in de bijt
op papier was de Citroën 2CV de perfecte auto voor Curaçao, maar hij werd er slechts mondjesmaat verkocht. toch kun je er ook nu nog een hoop lol mee beleven op het Caribische eiland.
itroën was zijn tijd ver vooruit in 1935. Voordat het team van PierreJules Boulanger na de dood van André Citroën aan de slag ging met het ontwikkelen van een nieuwe auto werd eerst marktonderzoek gedaan. De resultaten daarvan zouden aan de basis staan voor het nieuwe model, dat een eenvoudige, praktische en betaalbare auto moest worden. Uit het onderzoek kwam een aantal bijzonder specifieke eisen naar voren: er moesten twee boeren en een zak aardappelen van 50 kilo of een vat wijn van 50 liter mee kunnen en de auto moest zo comfortabel zijn dat eieren niet zouden breken als er over een omgeploegde akker werd gereden, waarmee gelijk werd gezegd dat een omgeploegde akker geen obstakel mocht zijn. De bediening moest zo eenvoudig zijn dat zelfs de boerin de auto naar de markt zou kunnen rijden. Tot slot moest ook de techniek goedkoop en simpel zijn. De vormgeving was van secundair belang.
Citroën was van plan het eerste prototype van het nieuwe model, de Deux Chevaux, op de Parijse autosalon van 1939 aan het publiek te tonen, maar de oorlog zorgde ervoor dat de beurs werd afgelast. De auto zou pas in oktober 1948 – negen jaar later – op de beurs staan. Het werd een succes. Aanvankelijk alleen nog op het platteland van Frankrijk, maar later ook in de rest van Europa. Nederland werd in 1952 het eerste exportland voor de 2CV. Enkele decennia later zou de ‘Lelijke Eend’ uitgroeien tot een cultauto zoals de Volkswagen Kever, de Fiat 500 en de Mini. De 2CV zou zelfs tot in 1990 gebouwd worden en is daarmee een van de langst gebouwde automodellen ooit.
Wat in Frankrijk in 1939 door het marketing-team van Citroën nooit werd bedacht, is dat een auto met de kwaliteiten van de 2CV ook in andere delen van de wereld een heel praktisch vervoermiddel zou kunnen zijn. Dit gegeven brengt ons naar Curaçao. In de jaren vijftig en zestig, de eerste jaren van de politieke onafhankelijkheid, was het de firma Meyboom’s Handelsonderneming die het merk Citroën op Curaçao importeerde. Het zou echter tot 1961 duren voor de eerste Eend
De Franse boerin uit 1939 moest met de 2CV kunnen rijden en dus mag het voor een autojournalist in
2017 ook geen probleem zijn.
op het eiland arriveerde. De 2CV stond voor 1640 Antilliaanse gulden in de prijslijst, hetgeen te danken was aan de hoge dollarkoers van de tijd, want de koers van de Antilliaanse gulden was gekoppeld aan die van de Amerikaanse munt. Veel 2CV’s werden er echter niet verkocht in de sterk Amerikaans georiënteerde automarkt. Naast de invoer door de officiële importeur werden in de jaren zeventig verschillende Eenden door Nederlanders naar het eiland meegenomen. Hoeveel 2CV’s er uiteindelijk op het eiland zijn verkocht of hebben rondgereden, is niet bekend. Feit is wel dat veel Nederlanders hun auto vaak achterlieten wanneer ze na jaren het tropische eiland weer verruilden voor ons koude kikkerlandje. Verkopen bracht nog wat op, terwijl de kosten van het vervoer hoog opliepen. De 2CV’s hadden het niet gemakkelijk; de zoute lucht tastte het dunne plaatwerk van de auto gemakkelijk aan en de lokale eigenaren waren niet erg begaan met het onderhoud. Ook waren onderdelen lastig te vinden in dit deel van de wereld. Menig Eend sneuvelde.
Ideaal
De 2CV die wij rijden op het Caribische eiland is een model uit 1984 van verhuurbedrijf Ducks United. Hoewel de naam Deux Chevaux letterlijk ‘twee paarden’ betekent, werd de 2CV vanaf het allereerste uur geleverd met een motor die (veel) meer vermogen leverde. Die 2CV sloeg op het fiscale vermogen waarmee in Frankrijk de klasse voor de wegenbelasting werd aangegeven.
De eerste modellen van de 2CV leverden 8 pk. De motoropstelling – tweecilinder boxer – veranderde nooit, maar de inhoud groeide door de jaren heen wel van 375 naar 602 cc en onze 84’er was bij aflevering goed voor meer dan 30 pk. Met een gewicht van ongeveer 550 kilo is dat echter een minder groot probleem dan je zou verwachten. Wie de eerste marketingeisen van de 2CV uit 1939 er nog eens bij pakt, zal bedenken dat de klassieker op het huidige Curaçao prima op zijn plaats is. Veel wegen op het eiland zijn slecht of zelfs onverhard en het soepele onderstel komt daardoor goed tot zijn recht. De techniek is onverwoestbaar en het open te pellen sardineblikjesdak is een uitkomst in de tropische hitte.
Wanneer we plaatsnemen op de vlakke en zachte stoelen kraken de veren onder onze billen. De testauto is niet in perfecte staat, maar wat wil je? We hebben het hier over een huurauto die 80 procent van de tijd in bedrijf is. De lak wordt elke twee jaar vernieuwd en vertoont wel wat puntjes van kritiek. De 2CV blijft gevoelig voor roest. Met de techniek is echter niets mis, de compacte tweecilinder slaat onmiddellijk aan met de beroemde en onmiskenbare roffel en fluit tot gevolg. In 1984 werd eindelijk ook de eerste versnelling gesynchroniseerd en behalve dat de versnellingen tegengesteld geplaatst zijn (de een zit linksonder, de twee middenvoor, de drie middenonder en de vier weer rechtsvoor) gaat het schakelen gemakkelijk. De Franse boerin uit 1939 moest met de 2CV kunnen rijden en dus mag het voor een autojournalist in 2017 ook geen probleem zijn. De techniek is simpel en vergevensgezind. Een dashboard heeft de 2CV eigenlijk nooit gehad. De verschillende onderdelen zoals de ventilatieschuiven en de snelheidsmeter zijn een beetje lukraak verspreid en bevinden zich op de plaats waar dat voor het ontwerp het beste uitkwam.
Het rijcomfort dat de 2CV levert, blijft ons verrassen. De zachte vering en de lange veerwegen die na de oorlog manden vol eieren in leven hielden, zorgen ervoor dat we nu met een mooi vaartje over de slecht onderhouden wegen zoeven. In snelle bochten vertoont de 2CV het extreme overhellen waarbij je het gevoel krijgt om te vallen, maar de vier wielen blijven grip houden, ook bij behoorlijk hoge bochtsnelheden. De maffe Eend nodigt je hierdoor uit om nog wat meer gas te geven. Het roffelen van de dappere boxermotor doet daar nog een schepje bovenop. We kunnen niet aan het idee ontkomen dat er ergens een klein gaatje in de uitlaat schuilt.
Hemel
De afstand van Westpunt naar het Santa Barbara Resort helemaal aan de andere kant van het eiland bedraagt niet meer dan zo’n 60 kilometer. Grotere afstanden leg je op Curaçao eigenlijk nooit af en dat maakt de 2CV nog wat zinniger voor een eiland als dit. De zachte stoelen zitten voor korte tijd heerlijk, maar de korte zittingen en de voelbare veren zorgen op den duur voor vermoeidheid. In het drukke verkeer van Willemstad vallen we nog even uit de toon en worden we regelmatig nagestaard. Het straatbeeld wordt gedomineerd door Amerikaanse auto’s en compacte Aziatische modellen, maar ook pick-ups zijn hier schering en inslag.
Buiten de stad vallen we minder op, simpelweg omdat we op de wegen naar Westpunt amper verkeer tegenkomen. De inwoners van Banda Bou, zoals dit deel van het eiland heet, lijken de 2CV’s van Ducks United ook te kennen. We rijden met het vernieuwde dak opengevouwen – het is waarschijnlijk sinds de aankomst op het eiland nooit meer gesloten geweest. Om te voorkomen dat we levend verbranden onder de zon die altijd recht boven ons hangt, is er een handig zonnescherm over de opening in het dak gespannen. Het is geen huisvlijt van de verhuurder, maar een tijdsorigineel accessoire van een Duits bedrijf. Het scherm is van stevige stof en de spanbanden zijn voorzien van haken die ook voor fietsspinnen gebruikt worden.
Zoals we hier nu langs de kust toeren, met de wind in de haren, het typische motorgeluid op de achtergrond en de geur van de zee in de neus, zo zou het leven altijd moeten zijn. Zorgeloos. Op het gemak. Wie denkt dat een Caribisch eiland sowieso al hemels is, moet zo’n eiland eens per 2CV proberen.
De zachte vering en de lange veerwegen die na de oorlog manden vol eieren in leven hielden, zorgen ervoor dat we nu met een mooi vaartje over de Antilliaanse
wegen zoeven.