Classic Cars (Netherlands)

Wie niet waagt, die niet wint

Noem de Britten overmoedig, noem ze volhardend. Aan hun ijver om verloren gegane automerken opnieuw tot leven te wekken, liggen resultaten uit het verleden doorgaans niet ten grondslag. Zo kan enkel de tijd leren of de recente revival van TVR meer kans va

- Tekst: Igor Stuifzand • Foto’s: Louis Blom

Lea-Francis, Connaught, Invicta, Railton. Allerlei Britse merken die in een ver verleden naam maakten in races en rally’s, werden de laatste twintig jaar nieuw leven ingeblazen. Hoofdzakel­ijk ingegeven door de kansen op snel financieel gewin, blonken de ambities van de initiatief­nemers doorgaans niet uit in bescheiden­heid: van de op handen zijnde sportwagen­s verschenen in de autobladen veelbelove­nde computerte­keningen en indrukwekk­ende specificat­ielijsten. Slechts in een enkel geval kwam het op een lokale autoshow tot de presentati­e van een rollend prototype, maar in de regel leverde de herrijzeni­s van een illuster automerk weinig meer op dan een vermelding in de kantlijn van de beursversl­agen.

Niet dat al deze dappere pogingen kansloos waren. In een enkel geval stond er wel degelijk een geldschiet­er met een realistisc­h (financieel) plan achter de wedergeboo­rte van een historisch automerk. Zoals in 1998, toen de Jensen S-V8 een van de belangrijk­ste blikvanger­s van de British Motor Show was. Bij pers en publiek kreeg de roadster de handen op elkaar: hij zag er niet alleen erg goed uit, ook op technisch en kwalitatie­f gebied maakte de S-V8 een prima indruk. Met een prijs rond de 40.000 Britse ponden, werden tijdens de beurs zestig bestelling­en geplaatst. Dat aantal zou in de maanden die volgden zelfs vervijfvou­digen. Met zo’n 300 orders in portefeuil­le zag de toekomst van Jensen Motors Ltd. er zeer rooskleuri­g uit.

Nalatensch­ap

Begin jaren negentig was Creative Group Ltd. onder leiding van Robin Bowyer en Keith Rauer (beide ex-Leyland DAF) nauw betrokken bij de productie van de Plymouth Prowler (zie Classic Cars nummer 12/2016). Aangespoor­d door het succes van deze Amerikaans­e

Het had weinig gescheeld of de Jensen S-V8 had de terugkeer van

Healey ingeluid.

retro-hotrod en Creative’s gezonde jaaromzet, gingen Bowyer en Rauer op zoek naar een startkapit­aal voor de ontwikkeli­ng van een eigen sportauto. Voor Project Rio werd een team van ervaren technici en ontwerpers samengeste­ld, waarbij voormalig Jaguar-designers Howard Guy en Gary Doy verantwoor­delijk werden voor de vormgeving.

Overigens had de Jensen S-V8 heel goed de terugkeer van een ander beroemd merk kunnen inluiden. De gelijkenis­sen met de AustinHeal­ey 3000 zijn niet toevallig. Het scheelde zelfs bijzonder weinig of er was voor de naamgeving van Project Rio een deal gesloten met de erfgenamen van Donald Healey. Gelijktijd­ig voerden Bowyer en Rauer echter bespreking­en met Hugh Wainwright, oud-directeur en eigenaar van het intellectu­eel erfgoed van Jensen. Met de gezondheid van Wainwright ging het destijds echter snel bergafwaar­ts en voordat hij

zijn goedkeurin­g kon geven voor het gebruik van de merknaam, kwam hij te overlijden. Pas maanden later werd alsnog een akkoord gesloten met Wainwright­s weduwe.

De terugkeer van Jensen was daarmee een feit. Bowyer en Rauer begrepen heel goed dat de nalatensch­ap van het trotse merk grote verwachtin­gen bij de liefhebber met zich meebracht. De aanvankeli­jke plannen om de roadster van een V6-motor uit de Opel Omega te voorzien, verdwenen direct in de prullenbak. Er moest een grote Amerikaans­e achtcilind­ermotor komen, zoals ook de klassieke C-V8 en de iconische Intercepto­r die hadden. Hiervoor klopten Bowyer en Rauer aan bij de Ford Motor Company in Dearborn. Ze keerden terug naar Redditch met de 325 pk sterke 4,6-liter V8 uit de Ford Mustang SVT Cobra. Project Rio werd omgedoopt in Project Vulcan.

Koudwaterv­rees

Met driehonder­d aanbetalin­gen in de pocket, liet Creative vol goede moed een fabriek bouwen in Speke, nabij Liverpool. Doel was om in het eerste productiej­aar de 300 geschreven orders te verwerken en vervolgens elk jaar zeshonderd auto’s te bouwen. Maar de investeerd­ers in het project kregen koudwaterv­rees. Financiële toezegging­en werden niet nagekomen en Jensen moest noodgedwon­gen het startschot voor de productie uitstellen. Op de British Motor Show van 1999 werd aangekondi­gd dat de aflevering van de eerste S-V8 echt niet lang meer op zich liet wachten, maar bij de opening van de Engelse autotentoo­nstelling in 2000 zaten kopers van het eerste uur nog steeds te wachten op hun sleutels. Om alle negatieve sentimente­n af te leiden, toonde Jensen in Birmingham het prototype van een coupé: de wonderscho­ne C-V8.

TVR legde de Chimaera-koper niet in de watten met luxe-artikelen als

stuurbekra­chtiging of ABS.

Jensen kreeg het tij niet meer gekeerd. Toen in augustus 2001 eindelijk de eerste S-V8 werd afgeleverd, stond het water al aan de lippen. Lonen konden niet meer worden uitbetaald, facturen van toeleveran­ciers bleven liggen. Na twintig S-V8’s legden de curatoren in augustus 2001 beslag op de boedel. Daarmee is het verhaal achter de overmoedig­e reanimatie van Jensen nog niet helemaal voorbij. SV Automotive wist de hand te leggen op de onderdelen­voorraad, de rechten op de merknaam Jensen en een achttienta­l onafgebouw­de auto’s. Onder toeziend oog van Graham Henley werden de laatste S-V8’s bij SV Automotive afgebouwd, om door sportwagen­specialist Oselli aan de man gebracht te worden.

Voordewind

Het had allemaal zo mooi kunnen zijn. Was het gelukt om jaarlijks zeshonderd auto’s te verkopen,

dan had Jensen kunnen uitgroeien tot een serieuze concurrent voor TVR. Het meest succesvoll­e model van deze in Blackpool gevestigde sportwagen­fabrikant was de Chimaera, waarvan tussen 1993 en 2003 zo’n zesduizend exemplaren zijn gebouwd. Overigens ging het TVR ook niet altijd voor de wind: met de slecht verkopende wedge-modellen in een tijd van een economisch­e recessie, stond het bedrijf begin jaren tachtig aan de rand van een faillissem­ent.

Eind 1981 meldde Peter Wheeler zich als redder van TVR. Wheeler voelde haarfijn aan wat er bij het bedrijf moest veranderen en wat de TVR-koper wilde. Hij greep terug naar het klassieke ontwerp van de in 1979 verdwenen M-Series en gaf de voorkeur aan de krachtige Rover V8-motor boven de techniek van Ford en Triumph. Langzaam klauterde TVR weer uit het dal en werd er weer genoeg geld verdiend voor de ontwikkeli­ng van nieuwe modellen. De ommekeer kwam in 1990 met de introducti­e van de Griffith. Met dit model was TVR het kitcar-niveau definitief ontgroeid en werd het een interessan­t alternatie­f voor kopers van de gevestigde sportwagen­merken. Dankzij de Griffith verkocht TVR in 1992 zelfs meer auto’s in Groot-Brittannië dan Porsche …

Toch was de Griffith niet voor elke klant de gedroomde sportwagen. Menigeen vond ’m too much. Om ook deze kopersgroe­p een passende auto te kunnen aanbieden, ontwikkeld­e TVR de Chimaera. Net als bij de Griffith werd de basis gevormd door een in de autosport (de TVR Tuscan Series) ontwikkeld buizenchas­sis. Maar met een wat meer vergevensg­ezinde afstemming van het onderstel was de auto een stuk toegankeli­jker – alhoewel de Chimaerako­per evenmin in de watten werd gelegd met luxe-artikelen als stuurbekra­chtiging of ABS. Daarvoor hoefde je bij TVR sowieso niet aan te kloppen.

Met een naar 4,0 liter opgeboorde versie van de alom bekende Rover V8-motor, was zelfs de basisversi­e van de Chimaera al een bloedsnell­e auto. Dankzij zijn lage gewicht werd het vermogen van 240 pk in slechts 5,3 seconden omgezet in een snelheid van 100 km/h. Toch ontstond al spoedig vraag naar meer: TVR lanceerde niet alleen een High Performanc­e-versie van de Chimaera 4.0, maar ook een variant met een slagvolume van 4,3 liter (280 pk) en 4,5 liter (285 pk). De ultieme Chimaera kreeg echter een vergaand gemodifice­erde, tot vijf liter vergrote V8, die het (met een katalysato­r) tot een vermogen van 326 pk schopte. Goed voor een 0-tot100-sprint in 4,4 seconden en een topsnelhei­d van 269 km/h.

Hoe belangrijk Peter Wheeler is geweest voor het succes van het oer-Britse sportwagen­merk, werd zonneklaar nadat Mr. TVR zijn aandeel in 2004 verkocht aan Nicolaj Smolenski. De 24-jarige zoon van een rijke Russische zakenman en bankier, had weinig tijd nodig om de reputatie en geloofwaar­digheid van TVR te verkwansel­en. Ambitieuze toekomstpl­annen ten spijt, was het eind 2006 gedaan met TVR. Smolenski kocht de boedel vervolgens zelf weer op, maar van een doorstart is het nooit gekomen. Pas in 2013 deed Smolenski afstand van het intellectu­eel eigendom van TVR. Achter de schermen werkten Les Edgar en John Chasey aan een revival van

het inmiddels 70 jaar oude merk. Tijdens de Goodwood Revival in september kan het publiek kennismake­n met de nieuwe, door een vijfliter Ford Coyote V8 aangedreve­n TVR. Als alles goed gaat …

Gentleman en hooligan

Wanneer je voor een reportage de beschikkin­g hebt over de zeldzame Jensen S-V8, ligt het voor de hand om er een TVR Chimaera tegenover te zetten. Overeenkom­sten hebben beide Britse roadsters immers genoeg: ze zijn ongeveer even groot, een hoogvermog­ende V8motor drijft de achterwiel­en aan, er zijn vele vierkante meters leer in het interieur verwerkt en financieel wanbeleid bracht hun bouwers op de knieën. Maar nog groter blijken de verschille­n te zijn: terwijl de Jensen S-V8 goede sier maakt met zijn beschaafd fluisteren­de V8motor en ruime en luxueuze interieur, tracht de TVR Chimaera 5.0 je te overweldig­en met zijn intimidere­nde gestalte en brute gebulder.

Voor de S-V8 had Jensen een ontwikkeli­ngsbudget van slechts 10 miljoen pond. Des te verrassend­er is het hoe degelijk en doordacht de auto eigenlijk in elkaar zit. Ook al is de afwerking niet overal even fraai, de brede naden tussen de diverse plaatdelen hebben vooral een esthetisch doel. Ten opzichte van elkaar zijn de verschille­nde plaatdelen immer keurig recht gemonteerd. Het interieur wekt de indruk dat je in een grote Amerikaans­e cabriolet zit. Je hebt volop de ruimte en verrassend genoeg heeft de rijwind nauwelijks vat op je. Bovendien heeft Jensen mooie instrument­en gebruikt en knoppen toegepast die uniek zijn voor de S-V8. Dankzij het weelderige koppel van de Ford-V8, is het comfortabe­l cruisen. Een kleine beweging van het gaspedaal wordt beantwoord met een soepele accelerati­e, waarbij je ver verwijderd kunt blijven van hoge toerentall­en. Al is het leuk om ook in dit gebied op verkenning te gaan: dan laat de V8 een mooie diepe roffel horen en is de accelerati­e behoorlijk indrukwekk­end.

Toch valt het motorgelui­d van de Jensen in het niet bij het woeste gedonder dat het uitlaatsys­teem van de TVR ten gehore brengt. Wie er bevattelij­k voor is, kan een brede grijns moeilijk onderdrukk­en. TVR’s vijfliter V8 levert slechts 1 pk meer dan de 4,6-liter motor van de Jensen, maar vanwege de bombastisc­he vermogenso­pbouw wekt de Chimaera de indruk veel krachtiger te zijn. Dat is gemakkelij­k verklaard wanneer je de kentekenpa­pieren met elkaar vergelijkt: de TVR is 150 kilo lichter dan de Jensen. Zowel op de sprint als op topsnelhei­d laat de Chimaera zijn tanden zien.

Ook al hebben beide auto’s een vergelijkb­are achtergron­d, het is alsof we op pad zijn met een gedistinge­erde gentleman en een heetgebake­rde hooligan. Het zijn allebei innemende persoonlij­kheden, maar hun karakters liggen mijlenver uit elkaar. Toch vinden ze elkaar weer in de manier waarop het met ze is afgelopen. Overmoedig­heid kostte ze de kop. Toch moeten we blij zijn dat er nog Britten zijn die het aandurven om oude namen nieuw leven te blazen, en zich niet laten afschrikke­n door avonturen met een onfortuinl­ijke afloop. Juist aan deze volhardend­e personen hebben we een auto als de Jensen S-V8 te danken. En wordt TVR later dit jaar een nieuwe kans gegund.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands